Scharnieruitlijning
Het monteren van de uitlijnunit dient te gebeuren in lijn met de belastingslijn. Het SPC-scharnier mag niet in
volledige extensie worden uitgelijnd. Om dit te voorkomen is aan te raden een laagje van PE materiaal op de
aanslag te plakken dat achteraf weer kan worden verwijderd. Hierdoor creëert men voldoende vrije beweging van
het scharnier ten opzichte van de aanslag. Dit is noodzakelijk voor een betrouwbare aanslag, ook wanneer er
sprake is van een lichte torsie in de orthese.
Als het scharnier wordt ingebouwd zonder uitlijnunit, kunnen de scharnier afdekplaten (D) worden verwijderd en het
scharnier middelpunt worden gebruikt voor de parallelle uitlijning. In dat geval wordt nadrukkelijk verwezen naar de
uitlijning van het SPC-scharnier zoals hierboven beschreven in de alinea over de montage van de uitlijnunit (art.
nr.: IQ150).
Dynamisch test:
Functiecontrole zonder patiënt
Voorafgaande aan het passen dienen de volgende zaken in acht te worden genomen.
De hendel van het SPL mechanisme (J) moet op de positie staan zoals op de
afbeelding wanneer de satelliet in de eerste modus staat (automatische ver-
ontgrendeling).
Schakelen alle 3 modi van de satelliet op het scharnier betrouwbaar.
Kan het SPL-scharnier bij het doorzwaaien van het onderbeen vergrendeld worden
wanneer de satelliet in de automatische modus is ingesteld.
De werking van het scharnier wordt door verschillende factoren beïnvloed. Dit zijn onder andere spierstatus van de
betroffen lichaamsdelen, contracturen van de aangrenzende gewrichten, zwaaimassa (schoenen) en
ortheseconstructie. Deze factoren moeten bij de beoordeling van de volgende punten in acht worden genomen!
1. Pasvormcontrole
In eerste instantie vindt de gebruikelijke pasvormcontrole van de orthese plaats, alle drukpunten worden verholpen,
de technische en fysiologische assen worden gecontroleerd en indien nodig gecorrigeerd. De patiënt dient de
orthese tijdens de eerste stappen in de volledig vergrendelde modus te belasten om de pasvorm van de orthese
onder belasting te testen
De toegepaste constructie en gebruikte materialen dienen voldoende torsiestijfheid te garanderen, anders
kunnen de volgende stappen niet gecontroleerd worden.
2. Extensiecontrole
De patiënt staat en kan de orthese ontlasten. De technicus controleert of de orthese op het been in volledige
extensie kan worden gebracht. Als dit niet het geval is, moet de scharnieruitlijning worden gecontroleerd op het feit
dat er door onregelmatigheden geen torsie plaatsvindt of door migratie de extensie wordt verhinderd. Indien nodig
moet de scharnier positie worden gecorrigeerd. Als het scharnier niet in volledige extensie kan worden gebracht
om fysiologische redenen, moet de "Offset" (standaard instelling + 5°) van de flexiestand worden gecontroleerd en
indien nodig worden gecorrigeerd, m.n. wanneer er sprake is van overtollige hoeveelheid weke delen kan dat
leiden tot onvoldoende extensie in het kniegewricht. Het scharnier moet volledig kunnen worden gestrekt om
een betrouwbare vergrendeling aan het einde van de zwaaifase mogelijk te maken.
3. Ontgrendelcontrole
Door een actieve heupextensie of actieve plantairflexie in de voet (spierstatus >2) kan aan het einde van de
standfase een extensiemoment (ontlasting uit de flexierichting) worden bereikt. Dit moet worden geoefend met de
patiënt en indien dit niet voldoende is, kan het gebruik van een dorsaal extensieaanslag vlak voor teenafzet
noodzakelijk zijn. Deze stop ondersteunt het knie ex-tenderend moment en maakt de ontgrendeling mogelijk.
Gebruiksaanwijzing SPL, SPC en Satelliet
6