5.1.3 Beveiligingsinrichting (alle modellen)
Nr.
Begrip
Beschermkap
1
2 Eindschakelaar
Let op:
Als de gebruiker de beschermkap sluit (1), dan geeft de eindschakelaar (2) een
signaal door waardoor de spindel kan draaien. De gebruiker kan de machine
1.
gebruiken.
Als de gebruiker de beschermkap opent (1), dan geeft de eindschakelaar (2) een
2.
signaal door zodat de spindel onmiddellijk stopt met draaien.
Om te voorkomen dat brokstukken wegvliegen. Tijdens het boren moet
de beschermkap gesloten zijn. De spindel moet stoppen met draaien
zodra de beschermkap open staat.
De eindschakelaar wordt aangestuurd door de beschermkap (open of
dicht).
Als de beschermkap open staat, dan zorgt de eindschakelaar ervoor dat
de spindel stopt met draaien. Als de beschermkap gesloten is, dan kan
de spindel draaien.
Beschrijving
5-7