3. Onderdelen
1
Spike
2
Krans
3
Kabel
4
Moer
5
Lenshouder
4. Werking
De regensensor registreert de natuurlijke neerslag als volgt (Afb. B) :
In droge toestand (Afb. B 1) wordt een lichtstraal door de zenddiode
naar de ontvangstdiode gezonden. Het besproeiingsprogramma blijft
geacti veerd.
Bij neerslag (Afb. B 2) wordt de lichtstraal door waterdruppels op de
lensoppervlak afgebogen: de besproeiing wordt afgebroken resp.
niet in werking gezet.
De besproeiing wordt zolang buiten werking gezet, tot de waterdruppels
op het lensoppervlakte opgedroogd zijn. De tijdsduur van het opdrogen
hangt van de weersgesteldheid af (luchtvochtigheid, temperatuur, wind
etc.). De ventilatieopeningen
de regensensor sneller kan opdrogen.
De reactietijd van de regensensor hangt af van de hoeveelheid neer-
slag. Zonder trechter
neerslaghoeveelheid van ca. 1 l / m
gebruikt, is de reactietijd korter.
Als de regensensor weer opgedroogd is, wordt de besproeiing voor
de volgende geprogrammeerde besproeiings-starttijd vrijgegeven.
Ondanks de door de regensensor geregistreerde neerslag kan
via de functie On / Off op de betreffende besproeiingsbesturing een
„handmatige" besproeiing gestart worden.
5. Voorbereidingen voor de ingebruikname
Voor de ingebruikname van de regensensor moet eerst
1. de batterij geplaatst worden,
2. de opstelplaats uitgekozen worden
3. de regensensor geplaatst worden.
(Afb. A / D / G / I)
6
Behuizing
7
Lens
8
Deksel batterijvak
9
Veer
0
Trechter
A
moeten vrij gehouden worden, zodat
0
wordt de automatische besproeiing na een
2
afgebroken. Als de trechter wordt
A
Ventilatie
openingen
B
Beregeningsventiel
C
Regensensor
29