Download Print deze pagina

Yamaha O1V Gebruikershandleiding pagina 304

Advertenties

295
Trefwoorden
Mix scene—Een verzameling mix instellingen. Net als in een liedje bestaat een stuk
muziek uit verschillende onderdelen, die gebruik maken van verschillende mixer instel-
lingen. Mix scenes worden opgeslagen in scene geheugens en kunnen handmatig wor-
den opgeroepen of met behulp van MIDI Program Changes, die verstuurd kunnen
worden door een computer, MIDI voetpedaal, toetsenbord of sequencer. Zie ook Scene
geheugens.
MMC (MIDI Machine Control)— Een verzameling MIDI messages voor het bestu-
ren van recorders, video tape machines en andere studio apparatuur. Typerende MMC
commando's zijn Stop, Play, Rewind en Pause.
Modulation—Een techniek voor het besturen van de frequentie (toonhoogte) of amp-
litude (niveau) van een signaal met behulp van een LFO (low frequency oscillator). De
LFO frequentie wordt ingesteld met modulation speed parameters en de hoeveelheid
LFO wordt ingesteld met modulation depth parameters.
MSB (Most Significant Byte) — De byte van een digitaal woord dat de hoogste
waarde voorstelt. In tegenstelling tot LSB
Noise gate—Een elektronische schakelaar die geopend wordt als het trigger signaal
onder een gespecificeerde threshold komt en sluit als het trigger signaal de threshold
overschrijdt. Wordt gebruikt om ongewenste sissen en ruis te annuleren.
Nominaal niveau —Zie Operating Level (lett. besturingsniveau).
Nyquist theorem—De Nyquist theorem stelt dat de sampling rate van een digitaal
audio systeem twee keer dat van de hoogste audio frequentie moet bedragen, anders
ontstaat golfvorm vervorming (waveform destortion), ook wel bekend als aliasing. Zie
ook Aliasing.
OMNI—De MIDI mode waarin een apparaat reageert op MIDI data op alle 16 kana-
len.
Operating level (lett. besturingsniveau)—Dit is het signaalniveau waarop een
onderdeel in audio apparatuur bediend zou moeten worden. De twee meest gangbare
besturingsniveaus zijn –10 dBV (316 mV), die gebruikt wordt bij semiprofessionele
apparatuur en +4 dBu (1.23 V), die gebruikt wordt bij professionele apparatuur.
Oorspronkelijke instellingen (Initial settings)—De instellingen van een apparaat
die voor de eerste keer wordt aangezet en/of de fabriek net verlaten heeft. dit noemen
we ook wel eens default (standaard)- of fabrieksinstellingen.
Oversampling—Het sampelen van een audio signaal op een hogere rate dan de wer-
kelijke sampling rate om ruis die veroorzaakt wordt door quantize fouten te reduceren.
PAM (Pulse Amplitude Modulation)—Pulsen die in het eerste deel van het A/D
conversie proces voorkomen op de sampling rate worden gemoduleerd door een ana-
loog audio signaal. Zie ook PCM.
PC—Oorspronkelijk de afkorting van personal computer. Alhoewel het tegenwoordig
gebruikt wordt als algemene naam voor IBM-compatibel computer, die veelal werkt op
een versie van het Microsoft Windows operating systeem.
PCM (Pulse Code Modulation)—Pulsen die in het tweede deel van het A/D conver-
sie proces ontvangen van PAM worden geconverteerd in binaire data woorden met
behulp van PCM. Zie ook PAM.
Peaking—Een EQ component die de band van frequenties cut en boost waardoor een
mountain-peak respons geproduceerd wordt. De breedte van de band noemen we Q. De
middenband EQ is meestal van het peaking type. Vergelijkbaar met Shelving.
PEQ—Een afkorting van parametrische EQ.
PFL (Pre Fader Listen)—Het afluisteren van signalen voor de kanaal fader. In tegen-
stelling tot AFL.
01V—Nederlandstalige handleiding

Advertenties

loading