ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Doorgang van de elektriciteitskabels
De elektrische kabels mogen niet in contact komen met onderdelen die tijdens de werking heet kunnen worden (bijvoorbeeld: motor en transformator).
Zorg ervoor dat de bewegende mechanische elementen zich op voldoende afstand van de kabels bevinden.
Voeding
Vergewis u ervan dat tijdens de installatie de stroom is uitgeschakeld.
Voordat u aan de stuurkast gaat werken, dient u de stroom uit te schakelen en de batterijen, indien aanwezig, te verwijderen.
Aansluiting aan het elektriciteitsnet
F
Lijnzekering
L
Fasekabel
N
Neutrale kabel
Aardingskabel
E
Ferrietkraal
Breng de meegeleverde ferrietkraal op de kabel aan.
Ferrietkraal type onderdeelnr. ECQK922091.
De kabel moet 2 keer door de ferrietkraal gevoerd worden (2 slagen).
230 V AC
50/60 Hz
Uitgang voeding voor uitrustingen
De uitgang levert doorgaans 24 V AC.
F
10 11 E1 TS 1
E
E1 TS 1
2
2
3
3