Afwijk. kamersensor
ALLEEN van toepassing in het geval van een regeling via
kamerthermostaat. U kunt de (externe) kamertemperatuursensor
ijken. U kunt een afwijking instellen op de waarde van de
kamerthermistor gemeten door de gebruikersinterface die wordt
gebruikt als kamerthermostaat of door de externe kamersensor. De
instellingen kunnen gebruikt worden om situaties te compenseren
waarin
de
gebruikersinterface
kamerthermostaat of de externe kamerthermostaat NIET op de
ideale plaats kunnen worden geplaatst (zie
temperatuursensor opstellen" op
#
Code
[1.6]
[2-0A]
Afwijk. kamersensor
(gebruikersinterface die wordt gebruikt
als kamerthermostaat): afwijking van de
werkelijke kamertemperatuur gemeten
door de gebruikersinterface die wordt
gebruikt als kamerthermostaat.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C
[1.7]
[2-09]
Afwijk. kamersensor (optie externe
kamersensor): ENKEL van toepassing
als de optie externe kamersensor
geïnstalleerd en geconfigureerd is.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C
8.4.3
Primaire zone
Instelpunt-scherm
U kunt de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone instellen
via het instelpunt-scherm. Voor meer informatie over hoe dit precies
moet, zie
"8.3.5 Instelpunt-scherm" op
Tijdschema
Geeft aan of de gewenste aanvoerwatertemperatuur overeenstemt
met een programma. De invloed van de AWT-instelpuntmodus [2.4]
is als volgt:
▪ In de Vast AWT-instelpuntmodus bestaan de geplande acties uit
gewenste
aanvoerwatertemperaturen
voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn.
▪ In de Weersafhankelijk AWT-instelpuntmodus bestaan de
geplande acties uit gewenste omschakelingsacties, die of
voorgeprogrammeerd, of aangepast zijn.
#
Code
[2.1]
Nvt
Tijdschema
▪ 0: Nee
▪ 1: Ja
Verwarmingsprogramma
Via het programmascherm kunt u het temperatuurprogramma voor
verwarming van de primaire zone instellen. Voor meer informatie
over dit scherm, zie
"8.3.8 Programmascherm: voorbeeld" op
pagina 49.
Instelpunt modus
In de stand Vast
hangt de gewenste aanvoerwatertemperatuur
NIET af van de buitenomgevingstemperatuur.
Weersafhankelijk
In
de
stand
aanvoerwatertemperatuur af van de buitenomgevingstemperatuur.
#
Code
[2.4]
Nvt
Instelpunt modus
▪ 0: Vast
▪ 2: Weersafhankelijk
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA +
EHVZ04+08S18+23DJ
Daikin Altherma 3 R F
4P495249-1B – 2019.06
die
wordt
gebruikt
"5.6 Een externe
pagina 16).
Beschrijving
pagina 48.
die
Beschrijving
hangt
de
gewenste
Beschrijving
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, zorgen lage
buitentemperaturen voor warmer water en omgekeerd. In de
weersafhankelijke werking kan de gebruiker de temperatuur van het
water met maximaal 10°C verhogen of verlagen.
Weersafhankelijke curve verwarmen
Stel de weersafhankelijke verwarming voor de primaire zone in (als
[2.4] = 1 of 2):
als
#
Code
[2.5]
[1-00]
[1-01]
[1-02]
[1-03]
of
Afgiftesysteem
Afhankelijk van het systeemwatervolume en het warmteafgevertype
van de primaire zone, kan het langer duren om de primaire zone te
verwarmen. Deze instelling kan een langzaam of een snel
verwarmingssysteem compenseren tijdens de verwarmcyclus. De
doel-delta T voor de primaire zone zal afhangen van deze instelling.
Doel-delta T-regeling is alleen mogelijk indien er slechts 1 zone
actief is. De pompregeling zal anders zijn wanneer beide zones
actief zijn.
Bij regeling via een kamerthermostaat zal deze instelling invloed
hebben
op
de
aanvoerwatertemperatuur.
Daarom is het belangrijk om dit correct en in overeenstemming met
uw systeemlayout in te stellen.
8 Configuratie
Beschrijving
Stel de weersafhankelijke verwarming in:
T t
[1-02]
[1-03]
[1-00]
[1-01]
▪ T
: Streeftemperatuur aanvoerwater
t
(primair zone)
▪ T
: Buitentemperatuur
a
▪ [1-00]:
buitenomgevingstemperatuur. –40°C~
+5°C
▪ [1-01]:
buitenomgevingstemperatuur.
10°C~25°C
▪ [1-02]:
aanvoerwatertemperatuur
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of eronder valt.
[9‑01]°C~[9‑00]°C
Let op: Deze waarde moet hoger zijn
dan
[1‑03],
omdat
buitentemperaturen
warmer
nodig is.
▪ [1-03]:
aanvoerwatertemperatuur
buitentemperatuur gelijk is aan de lage
omgevingstemperatuur of erover komt.
[9‑01]°C~min(45, [9‑00])°C
Let op: Deze waarde moet lager zijn
dan
[1‑02],
omdat
buitentemperaturen
minder
water nodig is.
maximummodulatie
van
de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
T a
Lage
Hoge
Gewenste
als
de
bij
lage
water
Gewenste
als
de
bij
hoge
warm
gewenste
53