18.
Plaats de inktpatronen. Zorg ervoor dat u elke inktpatroon in de sleuf plaatst met dezelfde
gekleurde letter als de inktpatroon die u installeert.
BELANGRIJK:
inktpatronen zijn nodig voor juiste plaatsing van de printkop.
19.
Sluit de klep van de inktcartridge.
20.
Druk op Done (Voltooid) op het voorpaneel. Op het voorpaneel wordt een uitlijning van de
printkop aanbevolen.
Codeerstrook reinigen
1.
Zorg dat de printkopwagen zich in het servicestation bevindt (het rechteruiteinde van de printer).
2.
Gebruik leidingwater en een kleine doek die geen vezels achterlaat in de printer, maak de dock
vochtig en wring hem uit, zodat hij vochtig is, maar niet nat.
3.
Open het printervenster.
4.
Houdt de doek in de vorm van een omgekeerde U om de codeerstrook en veeg deze voorzichtig
schoon totdat er geen inkt meer op de doek blijft zitten. Wees voorzichtig dat u de codeerstrook
niet beschadigt met uw vingernagels of een ander voorwerp. Zorg dat u de doek op de juiste
manier vasthoudt.
OPMERKING:
5.
Sluit het printervenster.
88
Hoofdstuk 10 De printer onderhouden
Als de printkop nieuw is, installeer dan nieuwe inktpatronen. Nieuwe
Beweeg de wagen niet bij het servicestation weg.
NLWW