Het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt geopend.
4.
4. Selecteer de printer
Selecteer uw model uit de lijst Printer in het dialoogvenster Afdrukken (Print).
Opmerking
• Klik op Meer informatie tonen (Show Details) om vanuit het instellingenvenster naar het
gedetailleerde display te gaan.
5.
5. Controleer de afdrukinstellingen
Stel het papierformaat en andere items in naar wens.
Stel het papiertype in op de printer.
Opmerking
• Gebruik het dialoogvenster Afdrukken (Print) om algemene printinstellingen zoals de indeling en
de printvolgorde in te stellen.
Zie macOS Help voor informatie over printinstellingen.
• U kunt Afdrukinstellingen (Print settings), Papiergerelateerde instellingen (Paper-related
settings) en meer instellen op het bedieningspaneel van de printer.
6. Klik op Afdrukken (Print).
6.
De printer print volgens de opgegeven instellingen.
Opmerking
• Het kan enkele minuten duren voordat de Wi-Fi verbinding heeft gemaakt nadat de printer is
ingeschakeld. Begin met printen nadat u hebt gecontroleerd of de printer is verbonden met het
netwerk.
• U kunt AirPrint niet gebruiken als de Bonjour-instellingen van de printer zijn uitgeschakeld. Controleer
de LAN-instellingen van de printer en schakel de Bonjour-instellingen in.
114