• Wij verzoeken voordat u contact opneemt met uw dealer, enkele eenvoudige controles uit te
voeren in geval van storing met behulp van de volgende tabellen.
• Als het probleem aanhoudt, dient u contact op te nemen met uw dealer.
•
: Acties voorbehouden aan een gekwalificeerde monteur.
5.1 I Gedrag van het apparaat
Het apparaat begint
niet onmiddellijk op
te warmen
Het apparaat loost
water
De verdamper
wordt omgeven
door ijs
Het apparaat werkt
niet
Het apparaat
werkt, maar de
watertemperatuur
stijgt niet
De ventilator
draait, maar
de compressor
stopt van tijd tot
tijd zonder een
foutmelding
Het apparaat
doet de
stroomonderbreker
uitslaan
20
❺ Probleemoplossing
• Bij het opstarten van het apparaat blijven er 5 minuten 'pauze' voordat dit zich in werking
stelt.
• Wanneer de ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de warmtepomp met het verwarmen:
de temperatuur van het water is hoger dan of gelijk aan de gewenste temperatuur.
• Wanneer het waterdebiet nul of onvoldoende is, zal de warmtepomp stoppen: controleer of
het water correct stroomt in de warmtepomp en dat de hydraulische aansluitingen correct
zijn uitgevoerd.
• De warmtepomp stopt wanneer de buitentemperatuur buitentemperatuur daalt onder de 5
°C voor standaard modellen of -5°C voor modellen "Ontdooien".
• Het is mogelijk dat de warmtepomp een defect heeft gedetecteerd (zie § "5.2 I Weergave
foutcode").
• Als deze punten zijn gecontroleerd en het probleem aanhoudt: neem contact op met uw
verkoper.
• Dit water wordt condenswater genoemd. Het is het vocht in de lucht dat condenseert bij
contact met sommige koudeorganen in de warmtepomp, met name op de verdamper. Hoe
vochtiger de buitenlucht is, hoe meer condens uw warmtepomp produceert (uw apparaat
kan meerdere liters water per dag afvoeren). Dit water wordt opgevangen door de basis van
de warmtepomp en afgevoerd via een gat.
• Om te controleren of het water niet afkomstig is van een lek in het zwembadcircuit op de
warmtepomp, stop de warmtepomp, wacht enkele minuten en start de filterpomp zodat het
water door de warmtepomp stroomt. Als het water blijft lekken via de condensafvoer is er
een lek in de warmtepomp, neem dan contact op met uw verkoper.
• Uw warmtepomp zal binnenkort met een ontdooicyclus beginnen om het ijs te doen smelten.
• Als uw warmtepomp de verdamper niet kan doen ontdooien, zal deze vanzelf stoppen, dit
betekent dat de buitentemperatuur te laag is (lager dan -5 ºC voor de standaard modellen, 5
ºC voor de modellen "Ontdooien").
•
Als er niets op scherm wordt weergegeven, controleer dan de voedingsspanning en
zekering F1.
• Wanneer de ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de warmtepomp met het verwarmen:
de temperatuur van het water is hoger dan of gelijk aan de gewenste temperatuur.
• Wanneer het waterdebiet nul of onvoldoende is, zal de warmtepomp stoppen: controleer of
het water correct stroomt in de warmtepomp.
• De warmtepomp stopt wanneer de buitentemperatuur buitentemperatuur daalt onder de
5°C voor standaard modellen of -5°C voor modellen "Ontdooien".
• Het is mogelijk dat de warmtepomp een defect heeft gedetecteerd (zie § "5.2 I Weergave
foutcode").
• Het is mogelijk dat de warmtepomp een defect heeft gedetecteerd (zie § "5.2 I Weergave
foutcode").
• Controleer dat de automatische vulklep niet in de open stand wordt geblokkeerd. Dit zou een
continue toevoer van koud water in het zwembad veroorzaken, en zou de temperatuurstijging
beletten.
• Er is te veel warmteverlies omdat de lucht koud is, installeer een geïsoleerde bedekking op
uw zwembad.
• De warmtepomp kan niet genoeg calorieën opnemen omdat de verdamper vuil is. Reinig
deze om diens prestaties te recupereren (zie § "4.2 I Onderhoud").
• Controleer of de externe omgeving de goede werking van de warmtepomp niet in het gedrang
brengt (zie § "❷ Installatie").
•
Controleer of de warmtepomp goed gedimensioneerd is voor het zwembad en diens
omgeving.
• Als de buitentemperatuur laag is, zal de warmtepomp ontdooicycli uitvoeren.
• De warmtepomp kan niet genoeg calorieën opnemen omdat de verdamper vuil is. Reinig
deze om diens prestaties te recupereren (zie § "4.2 I Onderhoud").
•
Controleer of de stroomonderbreker correct gedimensioneerd is en dat de doorsnede
van de gebruikte kabel correct is (zie § "1.2 I Technische kenmerken").
•
De voedingsspanning is te laag, neem contact op met uw elektriciteitsleverancier.