[Contextnaam 1] tot [Contextnaam 5]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de contextnaam. U kunt maximaal vijf contextnamen
registreren.
7
Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van
printers.
●
Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten,
controleren en periodiek opvragen bij een computer in het netwerk.
[Haal printerbeheerinformatie van host]
Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u
geen printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit.
[SNMP-pakketten weigeren als in Sluimermodus]
Schakel het selectievakje in om SNMP-pakketten tijdens de sluimermodus te verwerpen. Als u de pakketten
niet wilt verwerpen, schakelt u het selectievakje uit.
●
Wanneer u het selectievakje activeert, kunnen toepassingen die gebruik maken van het SNMP-protocol,
zoals Canon software imageWARE series, misschien geen toegang krijgen tot het apparaat.
8
Klik op [OK].
9
Een harde reset uitvoeren.
●
Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].
➠
De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.
Netwerk
239