NL
4.2
Laden van de lasdraad (A2TF J1/ A2TF J1 Twin, A2TG J1)
1. Monteer de draadtrommel volgens de instructies op pagina 12.
2. Controleer of de aanvoerrol (1) en de contactklauwen resp. de contactmondstuk-
ken (3) de juiste afmetingen hebben voor de gekozen draadafmeting.
3. Voor A2TF J1 Twin en A2TG J1 :
Voer de draad door de draadgeleider (8).
4. Bij het lassen met fijne draad:
Voer de draad door de fijne draadtoevoereenheid (6).
Zorg ervoor dat de richteenheid correct is afgesteld zodat de draad recht uit
de klembek of de contacttip (3) komt.
5. Trek het uiteinde van de draad te voorschijn door de Draadtoevoereenheid (2).
Bij draden met een diameter groter dan 2 mm: maak 0,5 m van de draad
recht en voer deze handmatig door de draadtoevoereenheid.
6. Plaats het draadeinde in het spoor van de aanvoerrol (1).
7. Stel de draaddruk tegen de aanvoerrol in met knop (4).
N.B. Niet harder aanspannen dan nodig is voor een zekere aanvoer.
8. Voer de draad tot 30 mm onder de contactklauwen door te drukken op
de regelkast PEK.
9. Richt de draad door bij te stellen met knop (5).
Gebruik altijd stuurbuis (7) voor een zekere aanvoer van dunne draad
(1,6-2,5 mm).
Gebruik bij MIG/MAG-lassen met een draadafmeting < 1,6 mm een stuurspiraal,
die in de stuurbuis (7) wordt geplaatst.
hha1o1ha
- 17 -
op