Inbedrijfname (block-gebaseerde bediening)
3.
Verander de bloknaam indien nodig. Fabrieksinstelling: RS-xxxxxxxxxxx (RB2)
4.
Ken een beschrijving aan het blok toe indien nodig via de Tag Description/TAG_DESC
parameter.
5.
Verander eventueel andere parameters zoals gewenst.
11.1.3
Configureren van de Transducer Blocks
De meting en de displaymodule worden geconfigureerd met de Transducer Blocks. De
algemene procedure is hetzelfde voor alle Transducer Blocks:
1.
Verander de bloknaam indien nodig.
2.
Stel de blokmodus in op OOS via de Block Mode/MODE_BLK parameter, TARGET-
element.
3.
Configureer de niveaumeting → 60.
4.
Stel de blokmodus in op Auto via de Block Mode/MODE_BLK parameter, TARGET-
element.
De blokmodus moet worden ingesteld op Auto voor het correct functioneren van het
meetinstrument.
11.1.4
Configureren van de Analog Input Blocks
Het instrument heeft 2 permanente Analog Input Blocks die naar wens kunnen worden
ingesteld op verschillende procesvariabelen. Indien gewenst, kunnen maximaal 5 Analog
Input Blocks worden gerealiseerd via de FOUNDATION Fieldbus configuratietool.
Analog Input Block
AI 1
AI 2
1.
Verander de bloknaam indien nodig.
2.
Stel de blokmodus in op OOS via de Block Mode/MODE_BLK parameter, TARGET-
element.
3.
Gebruik de Channel/CHANNEL parameter voor het kiezen van de procesvariabele die
moet worden gebruikt als ingangswaarde voor het Analog Input Block .
4.
Gebruik de Transducer Scale/XD_SCALE parameter voor het kiezen van de gewenste
eenheid en het blokingangsbereik voor de procesvariabele → 57. Waarborg dat de
gekozen eenheid geschikt is voor de gekozen procesvariabele. Wanneer de
procesvariabele niet geschikt is voor de eenheid, meldt de Block Error/BLOCK_ERR
parameter Block Configuration Error en kan de blokmodus niet op Auto worden
ingesteld.
56
Fabrieksinstellingen
KANAAL
32949: Niveau gelineariseerd
32856: Afstand
Micropilot FMR50 FOUNDATION Fieldbus
Endress+Hauser