IP-instellingen
Configureren voor
Pull-afdrukken (ImageQuick)
controleren
Als er een optionele ImageQuick™-firmwarekaart op de
printer is geïnstalleerd, kunt u de functie pull-afdrukken
instellen nadat er een IP-adres aan de printer is
toegewezen.
Zie de online documentatie op de ImageQuick-cd voor
nadere informatie over de configuratie. De ImageQuick-cd
wordt geleverd bij printers waarop de optionele
ImageQuick-firmwarekaart vooraf is geïnstalleerd, en bij
de firmwarekaart als u deze afzonderlijk hebt aangeschaft.
5
Druk enkele malen op Menu totdat Instellen
IP-adres verschijnt. Druk vervolgens op Selecteren.
6
Wijzig het adres door op Menu te drukken om elk
cijfer te verhogen (of te verlagen). Druk op
Selecteren om naar het volgende segment te gaan.
Druk op Selecteren wanneer u gereed bent.
Het bericht Opgeslagen wordt kort weergegeven.
7
Druk enkele malen op Menu totdat Instellen
IP-netmasker verschijnt. Druk vervolgens op
Selecteren.
8
Herhaal stap 6 om het IP-netmasker in te stellen.
9
Druk enkele malen op Menu totdat Instellen
IP-gateway verschijnt. Druk vervolgens op
Selecteren.
10
Herhaal stap 6 om de IP-gateway in te stellen.
11
Druk op Start om de printer terug te zetten in de
werkstand Gereed, wanneer u gereed bent.
1
Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen
af en controleer of het IP-adres, het IP-netmasker
en de IP-gateway correct zijn.
Zie "Pagina met netwerkinstellingen afdrukken"
op pagina 21 voor meer informatie.
2
Stuur een ping-opdracht naar de printer en
controleer of deze reageert.
Typ bijvoorbeeld op de prompt van een
netwerkcomputer "ping", gevolg door het IP-adres
van de nieuwe printer:
ping xxx.xxx.xxx.xx
Als de printer actief is op het netwerk, moet u een
reactie krijgen.
25