Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfstelling; Algemeen; Voorbereiding; Werkwijze - Weishaupt WWP LI 16-A R Montage- En Gebruiksaanwijzing

Lucht/water-warmtepomp voor binnenopstelling
Verberg thumbnails Zie ook voor WWP LI 16-A R:
Inhoudsopgave

Advertenties

452169.66.10 · 09/2020 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP LI 16-A R

8 Inbedrijfstelling

8
Inbedrijfstelling
8.1

Algemeen

Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze door een door de fabriek
bevoegde klantendienst (Weishaupt-technicus) uitgevoerd te worden. Onder be-
paalde voorwaarden is daarmee een extra garantie verbonden.
8.2

Voorbereiding

Voorafgaand aan de inbedrijfstelling dienen de volgende punten gecontroleerd te wor-
den:
Alle aansluitingen van de warmtepomp dienen gemonteerd te zijn (zie hoofdstuk 6).
In de verwarmingskring moeten alle afsluiters, die de correcte stroming van het ver-
warmingswater zouden kunnen belemmeren, geopend zijn.
De luchtaanzuig-/uitblaasweg moeten vrij worden gehouden.
De draairichting van de ventilator moet overeenstemmen met de pijlrichting.
De instellingen van de warmtepompmanager moet volgens de bijbehorende ge-
bruiksaanwijzing aan de verwarmingsinstallatie aangepast zijn.
De condenswaterafvoer moet ongehinderd kunnen plaatsvinden.
Het zakje met accessoires in de schakelkast en het zakje met accessoires in het ge-
deelte onder de ventilator moeten verwijderd zijn!
8.3

Werkwijze

De inbedrijfstelling van de warmtepomp verloopt via de warmtepompmanager. De in-
stellingen moeten volgens de handleiding worden uitgevoerd.
Indien minimaal debiet verwarmingswater door middel van een overstroomventiel be-
veiligd wordt, moet deze op de verwarmingsinstallatie worden afgestemd. Een ver-
keerde instelling kan tot verschillende storingen en een verhoogde energiebehoefte lei-
den. Om het overstroomventiel goed in te stellen, adviseren wij als volgt te handelen:
Sluit alle verwarmingskringen, die ook bij een werkende installatie afhankelijk van het
gebruik gesloten kunnen zijn, zodat het waterdebiet in deze bedrijfstoestand zo ongun-
stig mogelijk is. Dit zijn doorgaans de verwarmingskringen in de ruimten aan de zuid-
en westkant. Er moet minimaal één verwarmingskring geopend blijven (bv. badkamer).
Het overstroomventiel moet zo ver worden geopend dat bij de actuele warmtebrontem-
peratuur het in de onderstaande tabel aangegeven maximale temperatuurverschil tus-
sen verwarmingsvertrek en -terugloop ontstaat. Het temperatuurverschil moet zo dicht
mogelijk bij de warmtepomp worden gemeten. Bij mono-energetische installaties moet
het verwarmingselement tijdens de inbedrijfstelling gedeactiveerd worden.
Warmtebrontempe-
max. temperatuurverschil tus-
ratuur
van
tot
-20 °C
-15 °C
-14 °C
-10 °C
-9 °C
-5 °C
-4 °C
0 °C
1 °C
5 °C
6 °C
10 °C
11 °C
15 °C
16 °C
20 °C
21 °C
25 °C
26 °C
30 °C
31 °C
35 °C
sen verwarmingsvertrek en
-terugloop
4 K
5 K
6 K
7 K
8 K
9 K
10 K
11 K
12 K
13 K
14 K
25
83321207

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave