452169.66.10 · 09/2020 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP LI 16-A R
7 Montage
7.3
Aansluiting verwarmingskant
De aansluitingen aan verwarmingskant aan de warmtepomp zijn van 1" binnendraad
voorzien. Bij de aansluiting aan de warmtepomp moet aan de overgangen met een
sleutel tegengeduwd worden.
Als alternatief kan de aansluiting aan de verwarmingskant ook naar rechts plaatsvinden.
Daarvoor moeten de onderste geveldelen links en rechts worden gedemonteerd. De
twee aansluitbuizen incl. buishouder moeten in het apparaat van links naar rechts wor-
den omgezet. Daarna moeten de geveldelen weer in spiegelbeeld worden gemonteerd.
Voordat de warmtepomp aan de warmwaterkant aangesloten wordt, dient de verwar-
mingsinstallatie doorgespoeld te worden om mogelijk vuil, resten van isolatiemateriaal
etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling verstopt raakt,
kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden. Voor installaties met afsluitbaar verwar-
mingswaterdebiet, door radiator- resp. thermostaatskranen, moet een overstroomven-
tiel ter plaatse achter de verwarmingspomp in een verwarmingsbypass worden inge-
bouwd. Dit garandeert een minimaal verwarmingswaterdebiet door de warmtepomp en
verhindert storingen.
Na installatie van de verwarmingskant dient de verwarmingsinstallatie te worden ge-
vuld, te worden ontlucht en onderdrukt te worden.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en navulwater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en navulwater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5 µm).
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan niet worden voorkomen,
maar is in installaties met vertrektemperaturen onder 60 °C verwaarloosbaar gering. Bij
hogetemperatuurwarmtepompen en vooral bij bivalente installaties met groot vermo-
gen (combinatie warmtepomp + ketel) kunnen ook vertrektemperaturen van 60 °C en
meer bereikt worden. Daarom moet het vul- en navulwater volgens VDI 2035 blad 1
aan de volgende richtwaarden voldoen. De waarden van de totale hardheid kunnen in
de tabel teruggevonden worden.
Totaal verwar-
Som
mingsvermo-
Aardalkaliën in
gen in kW
mol/m³ resp. mmol
2,0
< 50
2,0
50 - 200
1,5
200 - 600
> 600
< 0,02
1. Deze waarde ligt buiten de toegestane waarde voor warmtewisselaars in warm-
tepompen.
Afb. 7.1:
Richtwaarden voor vul- en navulwater volgens VDI 2035
Bij installaties met een bovengemiddeld groot specifiek installatievolume van 50 l/kW
raadt de norm VDI 2035 het gebruik van gedemineraliseerd water en een pH-stabilisa-
tor aan op het corrosiegevaar in de warmtepomp en de verwarmingsinstallatie te mini-
maliseren.
ACHTUNG
OPGELET
Bij gedemineraliseerd water moet erop gelet worden dat de minimaal toegestane pH-
waarde van 7,5 (minimaal toegestane waarde voor koper) niet onderschreden wordt.
Een onderschrijding kan tot vernietiging van de warmtepomp leiden.
Specifiek installatievolume
(VDI 2035) in l/kW
20 < 50
< 20
Totale hardheid in °dH
16,8
11,2
11,2
8,4
< 0,11
8,4
1
< 0,11
1
< 0,11
17
50
1
83321207