3) Warmtepomp met leidingen, externe lucht. Deze configuratie minimaliseert de
temperatuurdaling van de installatieplaats, aangezien er geen contact is tussen
de lucht in de ruimte en de lucht door de warmtepomp. Aanbevolen wordt de
inlaatbuis ver van en eventueel boven de uitlaatbuis te plaatsen om de recircula-
tie van koude lucht in de warmtepomp te minimaliseren.
4) Warmtepomp met luchtkanalen, uitlaatlucht. Dit is de configuratie die normaal
het elektriciteitsverbruik van de warmtepomp minimaliseert. Deze is met name
aan te bevelen als er geen behoefte is aan koeling op de plaats van installatie.
22
Figuur 13 – Configuratie luchtkanalen