4. Instellen van de functies
* (Geldt alleen voor warmtepompmodel)
Inschakelen van de airconditioner
Druk op de START/STOP-toets.
Instellen van de gewenste functie
Druk op de functie insteltoets (MASTER CONTROL) om de gewenste functie te selecteren.
In de ontvochtigingsfunctie (DRY) staat de luchtsnelheid op AUTO.
Instellen van de temperatuur
Druk op de temperatuur insteltoetsen om de gewenste temperatuur in te stellen.
toets: Druk op deze toets om de temperatuur te verhogen
toets: Druk op deze toets om de temperatuur te verlagen
lager
hoger
Instellen van de luchtsnelheid (FAN CONTROL)
Druk op de FAN CONTROL-toets om de gewenste luchtsnelheid te selecteren. Iedere keer als de toets
wordt ingedrukt, verandert de functie in de onderstaande volgorde:
6
OPERATION-lampje
Airconditoner AAN: lampje brandt
Airconditioner UIT: lampje is uit
Temperatuurbereik:
Verwarmen (HEAT)*
Koelen/Ontvochtigen (COOL/DRY) 18 °C tot 30 °C
Automatisch (AUTO)
16 °C tot 30 °C
18 °C tot 30 °C