Inhoudsopgave
Advertenties
Item
Parameter
Instellingen voor de PLAY OPTION maken
Hier kunt u specificeren hoe de pedalen tijdens uitvoeringen werken.
BANK CHANGE
MODE
EXP PEDAL HOLD
PLAY OPTION
KNOB LOCK
NUM PEDAL SW
BANK EXTENT MIN
BANK EXTENT MAX
PEDAL INDICAT
De [1]-[8] knopfuncties in het Play scherm toewijzen
Hier kunt u de gewenste parameters aan knoppen [1]-[8] in het Play scherm toewijzen (p.35).
* De instellingen die u hier maakt, zijn alleen voor de knoppen in het Play scherm.
KNOB 1
KNOB 2
KNOB SETTING
KNOB 3
KNOB 4
KNOB 5
KNOB 6
KNOB 7
KNOB 8
Specificeren of instellingen door alle Patches worden gedeeld
Hier kunt u specificeren of instellingen voor de aangesloten versterker en voorversterker, control pedaal, expressiepedaal, enz. onafhankelijk voor elke
Patch zijn, of dat dezelfde instellingen door alle Patches worden gedeeld.
OUTPUT SELECT
PREAMP
PREFERENCE
ACCEL/CTL
EXP
EXP SW
SUB CTL1
SUB CTL2
SUB EXP
Het contrast (helderheid) van het LCD scherm aanpassen
LCD
Hier kunt u de helderheid van de tekens in het scherm aanpassen.
CONTRST LEFT
CONTRST RIGHT
Het [EXP] pedaal aanpassen
PEDAL CALIBRATION
U kunt het [EXP] pedaal opnieuw afstellen, zodat het optimaal werkt. Zie 'Het [EXP] pedaal aanpassen' (p.36).
THRESHOLD
Waarde
Uitleg
Hoewel de indicatie in het scherm wordt bijgewerkt om de verandering in de bank te weerspiegelen
WAIT
wanneer een BANK pedaal wordt ingedrukt, verandert de Patch niet totdat een nummerpedaal wordt
ingedrukt.
IMMED
De Patch verandert meteen als een BANK pedaal of een nummerpedaal wordt ingedrukt.
De operationele status van de EXP PEDAL's FUNC (p.34) wordt niet overgedragen als er van Patch
OFF
wordt veranderd.
Als de EXP PEDAL's FUNC (p.34) tussen 2 Patches hetzelfde is, wordt de operationele status
overgedragen wanneer er van Patch wordt veranderd.
Bijvoorbeeld, als EXP PEDAL FUNC in beide Patches, degene voor en degene na de verandering, op
FOOT VOLUME is ingesteld, blijft het volume dat met de positie van het pedaal (hoek) correspondeert,
ON
op het moment van de Patch verandering, behouden na de Patch verandering. Aan de andere kant,
als de Patch die wordt veranderd op WAH is ingesteld, is het volume in overeenstemming met de
waarde die binnen de Patch is ingesteld, en verkrijgt u een Wah-effect in overeenstemming met een
waarde die de huidige positie (hoek) van het pedaal weerspiegelt.
Specificeert of knophandelingen worden uitgeschakeld. Als dit op ON staat, worden knophande-
OFF, ON
lingen uitgeschakeld.
OFF, TUNER, Ch.A/B, OD
Selecteert de functie die opgeroepen wordt wanneer u op het pedaal met hetzelfde nummer als de
SOLO, A/B SOLO,
op dat moment geselecteerde Patch drukt (p.35).
A&B SOLO
U01–U50, P01–P50
Stelt de laagste limiet voor de banken in.
U01–U50, P01–P50
Stelt de hoogste limiet voor de banken in.
OFF, ON
Als dit op ON staat, knipperen alle huidige niet verlichte pedaalindicators vaag.
Voor details over alle parameters raadpleegt u de 'GT-100 Parametergids' (PDF bestand), dat u van de
OFF, parameter name
Roland website kunt downloaden (http://www.rolandce.com).
PATCH, SYSTEM
PATCH, SYSTEM1–3
Als dit op PATCH is ingesteld, kunnen verschillende instellingen onafhankelijk voor iedere Patch
PATCH, SYSTEM
worden gemaakt. Als dit op SYSTEM is ingesteld, worden dezelfde instellingen door alle Patches
PATCH, SYSTEM
gedeeld.
PATCH, SYSTEM
* Zelfs als een CTL/EXP pedaal dat op SYSTEM is ingesteld op ASSIGN SOURCE (p.37) wordt ingesteld,
wordt die instelling hier genegeerd. In het geval van een ACCEL/CTL pedaal worden, naast het
PATCH, SYSTEM
hierboven genoemde, ook instellingen voor de Manual modus (p.17) genegeerd.
PATCH, SYSTEM
PATCH, SYSTEM
1–16
Met hogere waardes neemt de helderheid toe.
1–16
Past de gevoeligheid waarop de EXP PEDAL SW reageert aan.
Globale instellingen maken (Systeeminstellingen)
41
Advertenties
Inhoudsopgave
