De pedaalfuncties voor individuele
Patches instellen (Assign)
U kunt het [PHRASE LOOP] pedaal, [ACCEL/CTL1, [EXP] pedaal, EXP
PEDAL SW en externe pedalen (voetschakelaar en expressiepedaal)
die op de SUB CTL 1, 2/SUB EXP Jacks op het achterpaneel zijn
aangesloten, voor elke individuele Patch instellen. U kunt maximaal
acht aparte instellingen per Patch opslaan (met gebruik van Assign
nummers 1 tot 8), die bepalen welke parameters door welke
pedalen bestuurd worden.
* Als u het [PHRASE LOOP] pedaal wilt gebruiken met
de toewijzing die u specificeert, moet u 'PHRASE LOOP
PEDAL FUNC' (p.40) uitzetten. Voor andere pedalen moet u
'PREFERENCE' (p.41) op 'PATCH' instellen.
* U kunt de individuele parameter die door elk pedaal wordt
bestuurd specificeren.
1.
Druk op de [CTL/EXP] knop .
2.
Draai aan knop [4] om 'ASSIGN 1-8' toe te wijzen .
3.
Gebruik knoppen [5]-[8] om de gewenste instellingen te
selecteren .
ASSIGN COMMON
Parameter
Waarde
Page 1
[8]
INPUT SENS
0–100
Uitleg
Hiermee wordt de ingangsgevoe-
ligheid aangepast als INPUT LEVEL
voor SOURCE is geselecteerd.
Pedaalinstellingen (Control/Expression)
ASSIGN 1–8
Parameter
Waarde
Page 1
ASSIGN ON/
OFF, ON
[5]
OFF
EXP PEDAL
EXP PDL SW
P.LOOP PEDAL
ACC/CTL PDL
SUB EXP PDL
SUB CTL1 PDL
[6]
SOURCE
SUB CTL2 PDL
INT PEDAL
WAVE PEDAL
INPUT LEVEL
CC#1–#31
CC#64–#95
MOMENT
SOURCE
[7]
MODE
TOGGLE
Page 2
TARGET
Dit selecteert de parameter die veranderd moet
[5]
worden.
CATEGORY
Voor details over alle parameters download u de
'GT-100 Parameter Guide' (PDF bestand) dat zich opde
[6]
TARGET
Roland website bevindt (http://www.rolandce.com).
Dit stelt de minimum waarde voor de reeks waarbin-
nen de parameter kan veranderen in. De waarde
[7]
TARGET MIN
verschilt, afhankelijk van de parameter die voor de
TARGET parameter is toegewezen.
Dit stelt de maximum waarde voor de reeks waarbin-
nen de parameter kan veranderen in. De waarde
[8]
TARGET MAX
verschilt, afhankelijk van de parameter die voor de
TARGET parameter is toegewezen.
Page 3
ACT RANGE
0–126
[5]
LO
ACT RANGE
1–127
[6]
HI
Uitleg
Hiermee wordt de ingangsgevoelig-
heid aangepast als INPUT LEVEL voor
SOURCE is geselecteerd.
Zet de ASSIGN 1-8 aan/uit.
* Deze instelling wordt niet
samen met de snelle instellingen
opgeslagen.
Wijst het ingebouwde [EXP] pedaal
van de GT-100 toe.
Wijst de EXP pedaalschakelaar toe.
Wijst het [PHRASE LOOP] pedaal van
de GT-100 toe.
Wijst het [ACCEL/CTL] pedaal toe.
Wijst de externe voetschakelaar
(FS-5U, FS-6, apart verkrijgbaar) die
op de SUB CTL 1, 2/SUB EXP Jack is
aangesloten toe.
Wijst de externe voetschakelaar
(FS-5U, FS-6, apart verkrijgbaar) die
op de SUB CTL 1, 2/SUB EXP Jack is
aangesloten toe.
Zie 'Virtueel expressiepedaal
systeem (Internal Pedal/Wave Pedal)'
(p.39).
Zie 'Virtueel expressiepedaal
systeem (Internal Pedal/Wave Pedal)'
(p.39).
De toegewezen doelparameter
verandert volgens het ingangsni-
veau.
Control Change boodschap van een
extern MIDI-apparaat.
Control Change boodschap van een
extern MIDI-apparaat.
De normale status is Off (minimale
waarde), met de schakelaar op On
(maximale waarde) alleen terwijl de
voetschakelaar wordt ingedrukt.
De instelling wordt met elke druk op
de voetschakelaar afwisselend aan
(maximale waarde) of uit (minimale
waarde) gezet.
U kunt de bestuurbare reeks
voor doelparameters binnen het
operationele bereik van de bron
instellen. Doelparameters worden
binnen de reeks die met ACT RANGE
LO en ACT RANGE HI is ingesteld
bestuurd. Gewoonlijk dient u ACT
RANGE LO op 0 en ACT RANGE HI op
127 in te stellen.
37