5 Installatie
Laat de installatie over aan deskundige en erkende monteurs die hun werkzaamheden volgens de geldende normen uitvoe-
ren.
5.1 Controles vooraf
Voordat u de automatisering installeert, dient u:
• Controleer of het hek stijf en compact genoeg is en of de wielen eronder in goede staat en gesmeerd zijn.
• De looprail moet goed verankerd zijn aan de bodem, volledig aan de oppervlakte liggen en er mogen geen oneffenheden zijn die de
bewegingen van het hek kunnen hinderen.
• De bovenste loopblokken mogen geen wrijving veroorzaken.
• Zorg voor eindaanslagen voor de bewegingen en plan waar de kabels moeten liggen zoals in het standaard systeem.
• Controleer of er op de plaats waar u de motor installeert geen gevaar is voor aanrijding en of de ondergrond sterk genoeg is;
• Zorg voor een omnipolaire uitschakelaar met een afstand tussen de contacten van meer dan 3 mm om de stroom uit te schake-
len;
• Aansluitingen in de kast zelf (voor het verloop van het beveiligingscircuit) zijn toegestaan maar moeten extra geïsoleerd zijn t.o.v.
de andere interne geleidende delen;
• Zorg voor buizen en goten voor de elektrische kabels en let erop dat deze nergens kunnen worden beschadigd door mechani-
smen.
5.2 Gereedschap en materialen
Zorg voor alle instrumenten en materialen die u nodig hebt voor een veilige installatie volgens alle geldende voorschriften en
normen. Op de afbeelding ziet u het minimum aan gereedschap dat u nodig hebt voor de installatie.
5.3 Kabels en minimum maten
Aansluiting
Aansluitstroom 120V - 230V 2F
Knipperlicht 230V
TX-fotocellen
RX-fotocellen
Aansluitstroom accessoires 24V
Bedieningsknoppen
Aansluiting van de antenne
Opm. Als de kabels een andere lengte hebben dan de voorgeschreven lengtes in de tabel, bepaalt u de dikte ervan aan de hand van
het eff ectieve stroomverbruik van de aangesloten uitrustingen en volgens de voorschriften van de norm CEI EN 60204-1.
Voor serie geschakelde belastingen op dezelfde lijn dient u de afmetingen van de kabel te bepalen aan de hand van de opgenomen
stroomvermogens en de eff ectieve afstanden.
Kabellengte
Kabels
1 < 10 m
3G x 1,5 mm
2 x 0,5 mm
FROR CEI 20-22
2 x 0,5 mm
CEI EN
4 x 0,5 mm
50267-2-1
2 x 0,5 mm
2 x 0,5 mm
RG58
Kabellengte
10 < 20 m
2
2
3G x 2,5 mm
2
2
2 x 1 mm
2
2
2 x 0.5 mm
2
2
4 x 0,5 mm
2
2
2 x 0,5 mm
2
2
2 x 0,5 mm
max. 50 m
Kabellengte
20 < 30 m
2
3G x 4 mm
2
2 x 1,5 mm
2
2 x 0,5 mm
2
4 x 0,5 mm
2
2 x 1 mm
2
2 x 0,5 mm