10.2.1. Suunto Technical RGBM-decompressiemodel
De ontwikkeling van het decompressiemodel van Suunto gaat terug naar de jaren tachtig
van de vorige eeuw toen Suunto het op M-verloopwaarden gebaseerde model van Bühl-
mann implementeerde in Suunto SME. Sinds die tijd is voortdurend onderzoek gedaan
en is het model verder ontwikkeld met de hulp van externe en interne experts. Aan het
einde van de jaren negentig implementeerde Suunto het Reduced Gradient Bubble Model
(RGBM) van Dr. Bruce Wienke als aanvulling op het M-model. De eerste producten die
met deze functie op de markt werden gebracht, waren Vyper en Stinger. Deze producten
zorgden voor een aanzienlijke verbetering van de veiligheid van duikers.
Nu heeft Suunto opnieuw een grote stap gezet in de verbetering van het decompressie-
model met de introductie van het Suunto Technical RGBM-decompressiemodel voor He-
weefsels.
Het Suunto Technical RGBM-model is een aangepaste versie van het op M-waarden ge-
baseerde model. De berekening van het op M-waarden gebaseerde model wordt beschre-
ven in veel duikboeken. De wijzigingen die in het model zijn aangebracht, volgen de RGBM-
theorie zo nauw mogelijk. De wijzigingen zijn aangebracht met ondersteuning van Dr.
Bruce Wienke. De functionaliteit van Suunto Technical RGBM is gevalideerd en geverifieerd
tot een diepte van 120 m tijdens honderden testduiken in open water en in het laboratorium.
Het algoritme dient niet te worden gebruikt in diepten die dieper zijn dan de geverifieerde
diepte.
Suunto Technical algoritmes modelleren het menselijke lichaam aan de hand van negen
weefselgroepen. In theorie is het model nauwkeuriger als er meer weefselgroepen zijn,
maar het gebruik van meer dan negen weefselgroepen levert geen significant voordeel
op.
De weefselberekeningen hebben tot doel de verzadigingsgraad van weefsels met stikstof
(N
) en helium (He) te modelleren. Opname en afgifte van verzadigde gasmengsels wordt
2
gemodelleerd met behulp van de vergelijking voor het ideale gasmengsel. In de praktijk
betekent dit dat de totale druk van de stikstof- en heliumweefsels hoger kan zijn dan de
totale druk van het ademgas, zelfs zonder blootstelling aan druk. Als een duiker bijvoorbeeld
zeer snel na een veeleisende duik met trimix een duik met lucht maakt, kan de restdruk
van helium in combinatie met een hoog stikstofgehalte ervoor zorgen dat de duiker zeer
snel een decompressiestop moet maken.
10.2.2. Veiligheid van duikers en het Suunto Technical RGBM-model
Daar elk decompressiemodel puur theoretisch is en geen rekening houdt met het lichaam
van een duiker, kan geen enkel decompressiemodel garanderen dat decompressieziekte
niet voorkomt. Het Suunto Technical RGBM-model heeft veel eigenschappen die het risico
van decompressieziekte terugdringen. Bij het Suunto Technical RGBM-algoritme worden
voorspellingen aangepast voor de effecten van vrijgekomen microbelletjes en nadelige
duikprofielen in de huidige duikserie. Het patroon en de snelheid van decompressie worden
aangepast in overeenstemming met de invloed van microbelletjes. De correctie wordt ook
toegepast op de maximale gecombineerde stikstof- en heliumoverdruk in elke theoretische
weefselgroep. Voor meer veiligheid wordt de ontgassing vertraagd ten opzichte van de
opname en de mate van vertraging is afhankelijk van de weefselgroep.
Experimenten hebben aangetoond dat het lichaam zich in enige mate aanpast aan decom-
pressie wanneer constant en regelmatig wordt gedoken. Er zijn twee persoonlijke correc-
tiefactoren (P-1 and P-2) beschikbaar voor duikers die constant duiken en een groter
persoonlijk risico accepteren.
52