Controle van het
veiligheidsvergrendelsysteem
WAARSCHUWING
Deze maaier is uitgerust met
veiligheidsvergrendelingen en andere
veiligheidsvoorzieningen. Deze veiligheidssystemen
zijn er voor uw veiligheid: Probeer de
veiligheidsschakelaars niet te omzeilen en knoei nooit
met de veiligheidsvoorzieningen.
TEST 1 — DE MOTOR MAG NIET STARTEN ALS:
• de hendel voor de snijmesrotatie in de stand
INSCHAKELEN staat, OF
• het rempedaal NIET geheel is ingedrukt (handrem UIT).
TEST 2 — DE MOTOR MOET STARTEN ALS:
• de bestuurder op de stoel zit, EN
• de hendel voor de snijmesrotatie in de stand
ONTKOPPELEN staat, EN
• het rempedaal geheel is ingedrukt (handrem AAN)
TEST 3 — DE MOTOR MOET WORDEN UITGESCHAKELD ALS:
• de bestuurder van de stoel opstaat.
TEST 4 — CONTROLEREN VAN DE REMTIJD VAN
DE MAAIBLADEN
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen vijf seconden nadat de
hendel voor de snijmesrotatie in de stand ONTKOPPELEN is
gezet. Als de aandrijfriem van de maaier niet binnen vijf
seconden stopt, moet u contact opnemen met uw dealer.
WAARSCHUWING
Als een veiligheidstest niet met succes wordt
uitgevoerd, mag u de maaier niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende verdeler.
Algemene Veiligheidsvoorschriften Bij
Het Werken Met De Trekker
Zorg ervoor dat u alle richtlijnen in de secties
"Veiligheidsvoorschriften" en "Met de trekker werken" gelezen
en goed begrepen hebt vooraleer u met de trekker en het
maaidek aan de slag probeert te gaan. Zorg ervoor dat u de
werking van alle bedieningsinstrumenten onder de knie hebt en
dat u de trekker kunt doen stoppen.
De zitmaaier
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen benzine toe wanneer
de motor nog warm is omdat hij nog niet voldoende is
afgekoeld. Vermijd vonken en vuur en laat niet toe dat
er wordt gerookt in de onmiddellijke omgeving. Voeg
niet te veel brandstof toe en veeg gemorste brandstof
weg.
Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen
gasohol met meer dan 10% ETHANOL en ook geen
benzine-additieven of superbenzine want daardoor kan
de motor of het brandstofsysteem beschadigd worden.
Brandstof Bijvullen
Om brandstof toe te voegen, doet u het volgende :
1. Haal de dop van de brandstoftank (A, Figuur 2).
2. Vul de tank maar voeg ook niet teveel brandstof toe. Laat
wat expansieruimte. Voor meer specifieke instructies : zie
de handleiding van uw motorleverancier.
3. Plaats de dop van de brandstoftank terug en maak ze vast.
De Motor Starten
1. Druk het rempedaal volledig in of activeer de parkeerrem
terwijl u op de berijdersstoel zit.
2. Let erop dat u met uw voet de rijsnelheidspedalen niet
ingetrapt houdt en dat de snelheidsregelaar niet is
ingeschakeld.
3. Schakel de PTO-koppeling uit.
4. Geef volgas.
5. Sluit de smoorklep.
OPMERKING : bij een motor die op bedrijfstemperatuur
is, is het gebruik van de smoorklep wellicht niet nodig.
6. Steek de sleutel in het contact en zet hem in de stand
"start".
7. Als de motor gestart is, zet u de gashendel in zijn lage stand
zodat het toerental terugloopt. Laat de motor minstens een
minuut warmlopen.
8. Geef volgas.
OPMERKING : in een noodgeval kan de motor direct
worden stilgelegd door de contactsleutel in de stand "uit"
te zetten. Dit is evenwel niet de meest aangewezen
manier om de motor te stoppen. Hoe u dat best doet,
vindt u verderop in "De trekker en de motor stoppen".
15
gebruiken