Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Lees deze veiligheidsvoorschriften aandachtig en leef ze strikt na. Als u zich niet aan deze veiligheidsvoorschriften
houdt, kan dat tot gevolg hebben dat u de controle over de machine verliest, dat u schade veroorzaakt aan
eigendommen of gereedschap en dat uzelf en/of omstanders gewond raken met mogelijk de dood tot gevolg. Dit
maaidek kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het driehoekje
belangrijke waarschuwingen waarmee rekening moet worden gehouden.
WERKING - ALGEMEEN
1. Vooraleer u met de trekker begint te werken, moet u alle
richtlijnen en uitleg in de handleiding gelezen en op de
machine begrepen hebben en alle voorzorgsmaatregelen
zorgvuldig opgevolgd hebben.
2. Plaats nooit uw handen of voeten in de buurt van draaiende
onderdelen of onder de machine. Blijf altijd uit de buurt van
de afvoeropeningen.
3. Laat enkel volwassenen met een groot
verantwoordelijkheidsgevoel die bovendien ook vertrouwd zijn
met de machine, werken met de trekker. In bepaalde gebieden
kunnen trouwens ook leeftijdsbeperkingen gelden voor het
werken met een dergelijke machine.
4. Zorg ervoor dat er zich in de buurt waar u gaat werken geen
rotsen, speelgoed en/of andere obstakels bevinden die de
goede werking van de machine zouden kunnen hinderen. Het
gevaar bestaat trouwens dat deze voorwerpen door het
maaidek zouden worden rondgeslingerd.
5. Vooraleer u begint te maaien, moet u ervoor zorgen dat er zich
geen andere mensen in de buurt bevinden. Komt er iemand naar
u toe, dan dient u de trekker te stoppen en de motor stil te leggen.
6. Voer geen passagiers mee op de trekker.
7. Maai niet terwijl u achteruit rijdt, tenzij dit absoluut noodzakelijk
is. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden naar achteren en
naar beneden.
8. Richt de materiaalafvoer nooit op iemand. Vermijd het materiaal
af te voeren tegen een muur of een hindernis. Het materiaal kan
terugkaatsen naar de gebruiker. Leg het maaidek stil wanneer u
over een ondergrond met kiezelsteen moet rijden.
9. Werk nooit met de machine zonder dat het volledige
grasopvangsysteem, de afvoerafscherming (deflector) of
andere veiligheidssystemen keurig op hun plaats
gemonteerd zijn.
10. Vertraag vooraleer u een bocht neemt.
11. Laat de trekker nooit achter met draaiende motor. Schakel
altijd eerst de PTO-koppeling uit, activeer de parkeerrem, leg
de motor stil en trek de sleutels uit het contact vooraleer u van
de trekker stapt.
12. Schakel het maaidek (PTO) uit wanneer u niet maait. Leg de motor
stil en wacht tot alle onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen
alvorens de machine te reinigen, het grasopvangsysteem te
verwijderen of de afvoerafscherming vrij te maken.
13. Werk met deze machine enkel tijdens het daglicht of bij
goed kunstlicht.
TRANSPORT EN BERGING
1. Als u deze trekker transporteert op een open aanhangwagen,
moet u ervoor zorgen dat hij met de voorzijde in de rijrichting staat.
Mocht de trekker achterwaarts op de aanhangwagen staan, dan
kan de wind de motorkap optillen en deze ernstig beschadigen.
2. Neem de nodige veiligheidsvoorschriften in acht als u de
trekker na transport of berging weer vult met brandstof.
3. Stal de machine nooit (met benzine) in een besloten, slecht
geventileerde ruimte. Brandstofdampen kunnen bij een
ontstekingsbron (zoals een verwarmingsketel, boiler enz.)
komen en een ontploffing veroorzaken. Brandstofdampen zijn
ook giftig voor mens en huisdier.
14. Werk nooit met de machine terwijl u onder invloed bent van
drugs, geneesmiddelen of alcohol.
15. Let goed op het verkeer wanneer u in de buurt van een
openbare weg werkt of deze moet oversteken.
16. Wees extra voorzichtig als u de machine op een
aanhangwagen of in een vrachtwagen laadt.
17. Draag altijd oogbescherming terwijl u met deze machine werkt.
18. Uit statistische gegevens blijkt dat vooral 60-plussers
betrokken zijn in een groot aantal ongelukken met trekkers en
maaiers. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van alle
bestuurders in kwestie om zo precies mogelijk te bepalen of ze
nog wel of niet meer in staat zijn een dergelijke machine veilig
te besturen en hun omgeving te vrijwaren van
mogelijke ongelukken.
19. Volg de aanbevelingen van de fabrikant in verband met
wielgewichten of tegengewichten.
20. Denk eraan dat het steeds de bestuurder van de trekker is die
verantwoordelijk zal worden gesteld voor ongelukken die hij
veroorzaakt aan derden of goederen van derden.
21. Alle bestuurders moeten ervoor zorgen dat ze een
professionele en praktijkgerichte opleiding krijgen om met
deze machine te werken.
22. Draag bij het werken met de trekker en de maaier steeds een
lange broek en beschermend schoeisel. Werk nooit
blootsvoets of op sandalen.
23. Vooraleer u de maaier gebruikt, moet u nagaan of de
maaibladen nog intact zijn, of ze niet beschadigd of versleten
zijn en of ze nog goed vastzitten. Versleten en/of beschadigde
onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen.
24. Schakel hulpstukken altijd uit als u een van volgende
handelingen wenst te verrichten: bijtanken, een hulpstuk
regelen of verwijderen (tenzij de regeling kan gebeuren van op
de berijdersstoel).
25. Als u de machine parkeert, opbergt of om een bepaalde
redden onbeheerd achterlaat, moet u het maaidek steeds
volledig laten zakken, tenzij het maaidek mechanisch
vergrendeld wordt.
26. Alvorens de berijdersstoel te verlaten, om eender welke reden,
moet u de parkeerrem activeren, de aftakas uitschakelen, de
motor stilleggen en de sleutel uit het contact verwijderen.
27. Om brandgevaar te verminderen, moet u ervoor zorgen dat de
machine vrij blijft van gras, bladeren en overtollige olie. Stop of
parkeer de machine niet boven droge bladeren, gras of
brandbaar materiaal.
4. Neem voor het bergen van de trekker altijd de richtlijnen van
de motorleverancier in acht. U vindt deze richtlijnen in de
handleiding van uw motorleverancier. Volg deze richtlijnen
zowel voor een berging van korte duur als wanneer u de
machine voor langere duur opbergt.
5. Als u de machine weer in dienst stelt na een periode van
inactiviteit moet u ervoor zorgen dat u alle richtlijnen van uw
motorleverancier zo precies mogelijk navolgt.
6. Berg de machine of de brandstofvoorraad nooit op in een
plaats waar ze in contact zouden kunnen komen met vuur,
vonken of een waakvlam, van bv. bij een geiser. Laat de
machine volledig afkoelen vooraleer u ze opbergt.
6
in de tekst duidt op