De diameter van de bodem van de pan dient overeen te
■
komen met de grootte van de kookzone. Vooral te kleine
pannen op de kookzone zorgen voor energieverlies. Let op:
de fabrikanten geven vaak de diameter van de bovenkant
van de pan aan. Deze is meestal groter dan de diameter van
de pannenbodem.
Gebruik voor kleine hoeveelheden een kleine pan. Een grote,
■
slechts weinig gevulde pan heeft veel energie nodig.
Kook met weinig water. Dit bespaart energie. Bij groente
■
blijven vitamines en mineralen behouden.
Het apparaat leren kennen
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende kookplaten.
Op pagina 2 vindt u een typenoverzicht met informatie over
afmetingen.
Het bedieningspaneel
Indicaties
Kookstanden
-
‚
Š
Restwarmte
/
•
œ
Bedieningsvlakken
Hoofdschakelaar
#
Kinderslot
@
Keuze kookzone
$
Instelvelden
A @
Aanwijzingen
Wanneer u een symbool aanraakt, wordt de betreffende
■
functie geactiveerd.
Kookplaat instellen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de kookzones kunt instellen. In de
tabel vindt u kookstanden en bereidingstijden voor
verschillende gerechten.
Kookplaat in- en uitschakelen
U schakelt de kookplaat met de hoofdschakelaar in en uit.
Inschakelen: raak het symbool
Het indicatielampje boven de hoofdschakelaar en de indicaties
zijn verlicht. De kookplaat is klaar voor gebruik.
‹
Uitschakelen: raak het symbool
boven de hoofdschakelaar en de indicaties uitgaat. Alle
kookzones zijn uitgeschakeld. De restwarmte-indicatie blijft aan
totdat de kookzones voldoende zijn afgekoeld.
aan. Er klinkt een signaal.
#
aan tot het indicatielampje
#
Dek met uw pan altijd een zo groot mogelijk vlak van de
■
kookzone af.
Schakel tijdig terug naar een lagere kookstand.
■
Kies een geschikte doorkookstand. Met een te hoge
■
doorkookstand verspilt u energie.
Maak gebruik van de restwarmte van de kookplaat. Schakel
■
bij langere bereidingstijden al 5-10 minuten voor het einde
van de bereidingstijd de kookzone uit.
Houd de bedieningsvlakken altijd droog. Vocht heeft een
■
nadelige invloed op de werking.
Zorg ervoor dat er geen pannen in de buurt van indicaties en
■
sensoren komen. De elektronica kan oververhit raken.
Restwarmte-indicatie
De kookplaat heeft voor elke kookzone een restwarmte-
indicatie met twee standen.
Verschijnt er een
op het display, dan is de kookzone nog
•
heet. U kunt bijv. een klein gerecht warmhouden of couverture
smelten. Koelt de kookzone verder af, dan verandert de
indicatie in
. De indicatie verdwijnt wanneer de kookzone
œ
voldoende afgekoeld is.
Aanwijzingen
De kookplaat gaat automatisch uit wanneer alle kookzones
■
langer dan 20 seconden uitgeschakeld zijn.
De instellingen blijven gedurende de eerste 4 seconden na
■
het uitschakelen bewaard. Wanneer u in deze tijd de
kookplaat opnieuw inschakelt, treedt deze in werking met de
vorige instellingen.
Kookzone instellen
Met de symbolen + en - stelt u de gewenste kookstand in.
Kookstand 1 = laagste vermogen
Kookstand 9 = hoogste vermogen
Elke kookstand heeft een tussenstand. Deze is aangeduid met
een punt.
25