d) Bepaal het voetpunt
(2)
via het menu WAR INSTELLINGEN in.
LAAGINSTELLING
20°C
30°C
40°C
50°C
(2) Het voetpunt is de gewenste cvaanvoertemperatuur bij een maximale
buitentemperatuur ( +20°C). Bij een hogere buitentemperatuur dan
het ingestelde voetpunt zal het toestel niet in bedrijf komen.
e) Bepaal het klimaatpunt
via het menu WAR INSTELLINGEN in.
HOOGINSTELLING
50°C
60°C
70°C
80°C
(3) Het klimaatpunt is de gewenste cvaanvoertemperatuur bij een
minimale buitentemperatuur (10°C).
Bij een lagere buitentemperatuur dan het ingestelde klimaatpunt zal
de cvaanvoertemperatuur gelijk blijven aan de ingestelde waarde
Tip!
Indien de stooklijn goed is gekozen, dan zal het bij elke
buitentemperatuur binnen even warm worden. Als blijkt
dat de gewenste ruimte temperatuur niet gehaald wordt,
pas dan de stooklijn aan.
van de stooklijn en stel deze
van de stooklijn en stel deze
(3)
f) Bepaal de schakeldifferentie
het menu WAR INSTELLINGEN in.
SCHAKELDIFF.
3°C
5°C
8°C
12°C
(4) De schakeldifferentie is de bandbreedte waar de CV aanvoer
temperatuur zich tussen mag bevinden.
Tip!
De ingestelde waarde van de schakeldifferentie is het
verschil tussen bovenwaarde en onderwaarde van de
cvaanvoertemperatuur. De ingestelde bandbreedte
voorkomt pendelgedrag van het toestel.
g) Tijdens verwarmen wordt het toestel geregeld op
basis van de cvretourtemperatuur. Ongewenst
gedrag van het toestel kan worden gecorrigeerd
door het toepassen van een andere correctiefactor.
Alleen aanpassen in overleg met installateur of
fabrikant.
CORRECTIEFACTOR
100%/0%
70%/30%
40%/60%
10%/90%
en stel deze via
(4)
|
50