Beveiliging van de binderaandrijving
De binderaandrijving is door een breekbout in de naalden
trekstang beveiligd. Bij verhindering van doorgang van de
naalden tijdens de opwaartse beweging breekt de bout 5 (fig.
50).
De oorzaak van het breken moeten worden vastgesteld.
Eventueel vervormde naalden moeten worden gericht of
worden vervangen. Ook het naaldenjuk controleren.
Borgpen 6 en pen 7 demonteren.(fig. 50)
Trekstang 8 naar beneden zwenken en uit de schacht 9
trekken.
De afgebroken boutresten verwijderen en trekstang 8
weer monteren.
Nieuwe breekbout 5 (nr. 0901.98.10.00) monteren en
voorzichtig vastdraaien (Opm. de bout is ingesnoerd).
Naalden controleren
Allereerst
moet
de
gecontroleerd (fig. 50). De lengtemaat L moet afgesteld zijn op
504 mm; hart tot hart boringen. De lengte kan men corrigeren
met de onderste helft van de trekstang.
Bij afwijkingen borgpen 6, pen 7 demonteren en contramoer
10 losdraaien. Trekstangharp 11 in- of uitdraaien, zo dat
lengtemaat L 504 mm bereikt.
Binder uitschakelen met vergrendeling zoals in fig 15 en draai
het vliegwiel rond in draairichting van de machine tot de
naalden de hoogste positie hebben bereikt.
Nu moet de controlemaat A vanaf de bladveer tot de naaldpunt
90 –105 mm bedragen (fig. 51). Is dat niet het geval dan moet
dit worden bijgesteld aan de naald bevestigingen totdat de
maat A binnen de tolerantie ligt.
Controlemaat B van naaldpunt tot bovenkant van de dwarsbalk
(fig. 52) moet 138 – 143 mm bedragen. Is dat niet het geval
dan de afstelling verkrijgen door bouten 12 (fig.53) los te
draaien en maat B instellen met los –of vastdraaien van de
bouten 13 en 14.
Om controlemaat B te vergroten, bouten 13 losser en bout 14
vaster draaien. Aansluitend de bouten borgen en bout 12 weer
vast zetten.
WELGER AP 530 • AP·630·• AP 730 • AP·830
lengte
van
trekstang
8
worden
fig. 50
fig. 51
fig. 52
fig. 53
31