Aandrijf slipkoppeling controleren
Om de hoofdaandrijving te beschermen tegen overbelasting is
de machine uitgerust met een automatisch werkende dubbele
slipkopeling.
Deze bestaat uit een aan de voorkant van het vliegwiel
gemonteerde schijfkoppeling met driehoeks bladveer 1 (fig.
46) en een aan de achterzijde van het vliegwiel gemonteerde
Conus slipkoppeling 2 (fig. 47) bij de AP 530 en AP 630
machines.
Bij de AP 730 en AP 830 is de achterste koppeling een drie
arms omtrekkoppeling (fig. 48)
Bij de AP 530 en AP 630 heeft de Conus koppeling een
breekbout 3 (fig. 47 en 49).
Afmeting van de breekbout M7*50 DIN931-8.8 bestell nr
0901.10.50.00
Deze bout moet vastzitten. Ze wordt vastgezet met een M7
DIN 934-8 moer en een veerring A7 DIN127.
Voor de levensduur van de machine is het belangrijk dat de
dubbele slipkoppeling goed werkt.
De over te brengen draaimomenten zijn
a) voor de schijfkoppeling met driehoeks bladveer
AP 530
AP 630
AP 730/830
b) voor de 3-arms omtrekkoppeling
AP 730/830
Deze waarden zijn in de fabriek afgesteld. Onder normale
omstandigheden is het niet nodig om de slipkoppeling af te
stellen. Echter bij sterke slijtage van de frictieblokken en
frictieplaatjes kan het draaimoment verminderen. In dat geval
moeten ze worden vervangen.
Opmerking: Bij het demonteren van de aftakasstomp mogen
geen ringen pos. 8 (fig.47) worden weggenomen. Alle ringen
moeten weer worden gemonteerd.
Het draaimoment moet worden afgesteld door het aantal
ringen voor en achter de bladveer 4 te vermeerderen resp. te
verminderen, echter het totaal aantal ringen moet gelijk blijven.
Dit betekent ook als de afstelling van het draaimoment goed is
het aantal ringen voor en het aantal ringen achter niet mag
veranderen omdat het draaimoment daarmee verandert.
WELGER AP 530 • AP·630·• AP 730 • AP·830
M
= 600 – 700 Nm
D
M
= 600 – 800 Nm
D
M
= 900 – 1000 Nm
D
M
= 2500 – 2900 Nm
D
fig. 46
fig. 47
fig. 48
29