4. Wacht to het "H" symbool op het display verschijnt. Nu kunt u met behulp van de Zero toets
de waarde op nul zetten.
Opmerking: Door het nullen, worden alle MIN, MAX en MIN-MAX waarden in het apparaat gewist.
5. Leg de kalibratiestandaard op één van de meegeleverde kalibratie plaatjes en druk hier de
sensor van het apparaat op.
6. Druk op de trigger, om een meting uit te voeren.
7. Wacht to het "H" symbool op het display verschijnt. Druk hierna op de CAL toets. Op het
display verschijnt de aanduiding „2-Pt".
8. U kunt de weergegeven waarde nu overeen laten komen met de dikte van de
kalibratiestandaard (1006 μm). Gebruik hiertoe de Zero toets (▼) en de MAX/MIN toets (▲).
9. Druk aansluitend nogmaals op de CAL toets, om de kalibratie af te sluiten en terug te keren
naar de normale meetmodus.
4.3.4 Kalibratiepunt opslaan
U heeft de mogelijkheid kalibratiepunten op te slaan in het apparaat, bijv. de waarde van de
meegeleverde standaard, voor een snelle uitvoering van een kalibratie.
Om de dikte van de kalibratiestandaard op te slaan, gaat u als volgt te werk:
1. Wanneer het apparaat uitgeschakeld is, houdt u de MAX/MIN toets ingedrukt en drukt u
gelijktijdig op de trigger, om het apparaat in te schakelen.
2. Op het display verschijnen de aanduidingen „SET" en „dFut". Wacht ca. 2 sec. tot het
kalibratiepunt wordt weergegeven.
3. Met behulp van de Zero toets (▼) en de MAX/MIN toets (▲) kunt u nu de waarde instellen.
4. Na het instellen van de gewenste waarde, drukt u op de CAL toets om terug te keren naar de
normale meetmodus. Het kalibratiepunt is nu opgeslagen in het apparaat.
4.3.5 Kaliberen met een vooringesteld kalibratiepunt
Wanneer een kalibratiepunt heeft opgeslagen in het apparaat, kunt u met de bijbehorende
kalibratiestandaard een snelle kalibratie uitvoeren. Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Schakel het apparaat, door op de trigger te drukken.
2. Leg de kalibratiestandaard op één van de meegeleverde kalibratie plaatjes en druk hier de
sensor van het apparaat op.
3. Druk op de trigger, om een meting uit te voeren en wacht to het "H" symbool op het display
verschijnt.
4. Houd nu de Zero-toets minimal 2 sec. ingedrukt. Het apparaat wordt nu automatisch naar
het vooringestelde kalibratiepunt gekalibreerd.
4.3.6 Kalibraties wissen
Om nulpunt-, éénpunt, en tweepuntskalibraties te wissen gaat u als volgt te werk:
1. Wanneer het apparaat uitgeschakeld is houdt u de Zero toets ingedrukt en drukt u gelijktijdig
op de trigger, om het apparaat in te schakelen.
2. Op het display verschijnen de aanduidingen „Clr" en „SET". De opgeslagen nulpunt-, éénpunt,
en tweepuntskalibraties zijn nu gewist.
GEBRUIKSAANWIJZING Laagdiktemeter CT-25
9