4 Gebruik
4.1 Meten
Wij raden aan voor elk gebruik van het apparaat een kalibratie door te voeren, in het bijzonder
wanneer het apparaat een langere tijd niet gebruikt is. Informatie hierover leest u in hoofdstuk 4.3
"Kalibratie".
Om een meting door te voeren, gaat u als volgt te werk:
1. Schakel het apparaat in, door op de trigger te drukken. Wacht tot "H" op het display wordt
weergegeven.
2. Druk de sensor tegen het te meten oppervlak.
3. Druk op de trigger, om een meting door te voeren. Het "H" symbool verschijnt weer op het
display zodra de meting is afgerond.
Opmerking: Haal de sensor pas van het oppervlak als de "H" te zien is op het display.
4. Het draagmateriaal wordt automatisch herkend (indien de automatische modus geactiveerd
is). Op het display wordt „Ferr" weergegeven bij ijzerhoudende materialen en „Non-Ferr" bij
niet-ijzerhoudende materialen. Kan het materiaal niet herkend worden, dan verschijnt er
geen aanduiding op het display.
5. Ligt de laagdikte boven of onder de ingestelde alarmgrenzen, dan wordt dit aangegeven op
het display en geeft het apparaat aanvullend een akoestisch signaal.
6. Gebruik de MAX/MIN toets, om de MAX en MIN waarden en het verschil tussen beide
waarden weer te geven.
4.2 Aanvullende functies
4.2.1 Hi/Lo Alarmfunctie
De Hi/Lo alarmfunctie is altijd geactiveerd. Bij overschrijding van de alarmbovengrens klinken er vier
korte piepjes. Bij onderschrijden van de alarmondergrens klinkt er een 2,5 sec. durend signaal.
Standaard is de alarmbovengrens ingesteld op 1200 μm en de alarmondergrens op 0 μm.
Hoe u de instellingen wijzigt, leest u hier:
1. Bij een uitgeschakeld apparaat houdt u de CAL toets ingedrukt en drukt u gelijktijdig op de
trigger, om het apparaat in te schakelen.
2. Op het display verschijnt de aanduiding "Hi" en de alarmbovengrens.
3. Gebruik de Zero toets (▼), en de MAX/MIN toets (▲) , om de gewenste waarde in te stellen
en druk aansluitend op de CAL toets om deze te bevestigen.
4. Het display toont nu "Lo" en de alarmondergrens.
5. Gebruik opnieuw de Zero toets (▼), en de MAX/MIN toets (▲) , om de gewenste waarde in
te stellen en druk aansluitend op de CAL toets om deze te bevestigen.
6. De grenswaarden zijn nu opgeslagen en u gaat terug naar de normale meetmodus.
GEBRUIKSAANWIJZING Laagdiktemeter CT-25
6