7.4.8
Remschijven op slijtage controleren
Controleer dat de remschijf nergens dunner is
dan 1,8 mm.
De remschijven hebben de slijtagegrens niet
bereikt. Anders moet een dealer de
remschijven onmiddellijk vervangen.
7.4.9
Elektrische bekabeling en
remkabels
Controleer alle zichtbare elektrische leidingen
en bowdenkabels op beschadigingen.
Wanneer bv. mantels zijn opgestuikt, moet de
pedelec buiten gebruik worden gesteld tot de
bowdenkabels zijn vervangen.
Controleer alle elektrische leidingen en
bowdenkabels op functionaliteit.
7.4.10 Versnelling
Controleer de afstelling van de versnelling en
de schakelhendel resp. de draaibare
handvatschakelaar van de versnelling en
corrigeer deze zo nodig.
7.4.11 Voorbouw
De voorbouw en het snelspansysteem moeten
periodiek worden gecontroleerd en zo nodig
door de dealer worden afgesteld.
Wanneer daarvoor de inbusschroef wordt
losgedraaid, moet dan ook de lagerspeling
worden afgesteld. Daarna moeten de
losgedraaide schroeven worden voorzien van
een matig schroefborgmiddel (bv. Loctite
blauw) en conform de eisen worden
vastgedraaid.
Controleer op slijtage en tekenen van corrosie
(onderhouden met een geoliede doek) en
controleer op olielekkage.
7.4.12 USB-aansluiting
Aanwijzing
Via de USB-aansluiting binnendringend vocht kan
in het display kortsluiting veroorzaken.
Controleer regelmatig dat de afdekking van de
USB-aansluiting correct is aangebracht en
corrigeer dat zo nodig.
MY20B05-16_1.0_18.07.2019
7.4.13 Riem- en kettingspanning
controleren
Aanwijzing
Een te hoge kettingspanning zorgt voor
verhoogde slijtage.
Een te geringe kettingspanning kan ertoe leiden
dat de ketting resp. de aandrijfriem van de
kettingwielen afloopt.
Controleer de kettingspanning maandelijks.
Controleer de kettingspanning over een
complete slag van het crankstel op drie tot vier
plaatsen.
2 cm
Afbeelding 81:Kettingspanning controleren
Wanneer de ketting resp. de aandrijfriem meer
dan 2 cm kan worden ingedrukt, moet deze
door de dealer strakker worden gespannen.
Wanneer de ketting resp. de aandrijfriem
minder dan 1 cm omhoog of omlaag kan
worden gedrukt, moet deze weer losser
worden gespannen.
De optimale kettingspanning is bereikt,
wanneer de ketting resp. de aandrijfriem
midden tussen achtertandwiel en kettingblad
maximaal 2 cm kan worden ingedrukt. Het
crankstel moet bovendien zonder weerstand
kunnen draaien.
Bij een versnellingsnaaf moet voor het
spannen van de ketting het achterwiel naar
achteren resp. naar voren worden verschoven.
Dat mag uitsluitend door een vakman worden
uitgevoerd.
Controleer dat de handvaten goed vast zitten.
Reinigen en onderhouden
87