Nederlands
Menu-
Display
nr. /
6.1.0.1
tot
6.1.1.6
Bedieningsniveaus:
De parametrering van het schakeltoestel is
gescheiden in de menugedeelten EASY en
EXPERT.
Voor de snelle inbedrijfname met gebruikmaking
van de fabrieksinstellingen is het voldoende de
gewenste toerentalwaarden en toerentalafstel-
ling in het EASY-gedeelte in te stellen.
Indien de wens bestaat nog meer parameters te
wijzigen en gegevens van het apparaat uit te lezen,
is hiervoor het EXPERT-gedeelte opgenomen.
Het menuniveau 7.0.0.0 blijft voorbehouden aan
de Wilo-servicedienst
• Automaat on/off (afb. 1, pos. 9)
De sleutelschakelaar kan in de positie "on" vergren-
deld worden. De sleutel kan alleen in de positie "on"
eruit worden getrokken. Zodra de positie "off" is
geselecteerd, start de pomp niet meer automatisch
via drukschakelaar of vlotterschakelaar. Een knip-
perende storingslamp (afb. 2, pos. 3) geeft aan dat
de automatische modus gedeactiveerd is en dat
alleen handmatig starten mogelijk is.
• Handmatige start accu A en accu B (fig. 2, pos. 16
en pos. 17)
Door op de toets te drukken wordt de dieselmotor
handmatig via accu A of accu B gestart. De starter
is actief zolang de toets wordt ingedrukt. Nadat de
motor is gestart, kan deze alleen met de toets
"stop" worden gestopt.
• Handmatige stop (fig. 2, pos. 14)
De toets dient om de motor te stoppen. Wanneer
de bijbehorende meldlamp (fig. 2, pos 14) rood
brandt terwijl de motor draait, kan de motor wor-
den gestopt. De motor kan alleen worden gestopt
als er geen vraag van de drukschakelaar (sprinkler-
vraag) aanwezig is. Nadat de motor is gestopt,
doven de meldlampen voor "Pomp in bedrijf" en
"stop" (fig. 2, pos. 2 en pos. 14)
• Testinrichting voor de handmatige startinrich-
ting (fig. 2, pos. 13)
Testtoetsen en meldlamp voor de regelmatige
controle van de handmatige elektrische startin-
richting. De toets wordt in werking gesteld wan-
neer er een automatische motorstart met
daaropvolgend handmatig uitschakelen heeft
plaatsgevonden, en na zes opeenvolgende mis-
lukte automatische startpogingen. Bij beide
bedrijfstoestanden brandt de meldlamp en moet
de toets worden bediend.
108
Beschrijving
Storingsmelding 1 t/m 16
• Lampentest (fig. 2, pos. 15)
Door de toets te bedienen worden alle meldlam-
pen voor de duur van het bedienen ingeschakeld,
zodat de werking kan worden getest. Nadat de
toets wordt losgelaten, doven de meldlampen
weer of branden ze slechts vanwege hun functie.
• Reset (fig. 2, pos. 18)
Door de toets in te drukken worden alle foutmel-
dingen of meldlampen gereset, mits de oorzaak
van de fout niet meer aanwezig is.
6.2.3 Weergave-elementen van het schakeltoestel
Bedrijfsgereedheid (fig. 2, pos. 1)
De meldlamp brandt groen zodra de spannings-
voorziening tot stand is gebracht.
Pompbedrijf (fig. 2, pos. 2)
De meldlamp brandt groen zodra de dieselmotor is
gestart en de door de toerentalsensor geregi-
streerde toerental de ingestelde waarde voor
"Motor in bedrijf" (menu 1.2.1.3) heeft bereikt of
overschreden.
Automatisch bedrijf (fig. 2, pos. 3)
De storingslamp knippert geel zodra het automa-
tische bedrijf met de sleutelschakelaar wordt uit-
geschakeld.
Overtemperatuur motor (koelwater) (fig. 2,
pos. 4)
De meldlamp brandt geel zodra een aangesloten
thermostaat is geactiveerd.
Storing oliedruk (fig. 2, pos. 5)
De meldlamp brandt geel zodra een aangesloten
oliedrukbewaker is geactiveerd.
Starten mislukt (fig. 2, pos. 6)
De meldlamp brandt geel na zes opeenvolgende
mislukte automatische startpogingen.
Sprinklervraag (fig. 2, pos. 7)
De meldlamp brandt wit zodra de druk in het
systeem onder de ingestelde/gevraagde druk
daalt en minstens een van beide drukschakelaars
geactiveerd is. Na afloop van de startvertraging
(menu 1.2.5.1) brandt de meldlamp continu. Wan-
neer de druk voldoende stijgt, dooft de meldlamp
weer.
Parameterbereik
Fabrieksinstelling
WILO SE 10/2015