INBEDRIJFNAME
Optioneel verkrijgbare staafelektrode voor de bewaking
van de afdichtingskamer
Voor het aansluiten van de staafelektrode moet deze met
een ohmmeter gecontroleerd worden. De volgende waarden
moeten worden aangehouden:
• De waarde moet naar "oneindig" gaan. Bij lage waar-
den zit er water in de olie. Neem ook de aanwijzingen
van het optioneel verkrijgbare relais in acht.
5.4.2.
Aansluiting van de bewakingsinrichtingen
Aansluiting van de optioneel verkrijgbare staafelektrode
voor de bewaking van de afdichtingsruimte
•
De staafelektrode moet via een relais afgesloten worden.
Wij raden hiervoor het relais "NIV 101/A" aan. De drem-
pelwaarde bedraagt 30 kOhm. Bij het bereiken van de
drempelwaarde moet een waarschuwing of uitschakeling
plaatsvinden.
VOORZICHTIG!
Volgt er slechts een waarschuwing, dan kan
het hydraulische systeem onherstelbaar
beschadigd raken door binnendringend water.
Wij raden altijd een uitschakeling aan!
5.4.3.
Aansluiten van de normmotor
In het bedienings- en onderhoudshandboek van de motorfa-
brikant vindt u de instructies voor het aansluiten van de motor
op het stroomnet, de beschikbare bewakingsinrichtingen met
de aansluitingen, en de mogelijke inschakeltypes!
5.5.
Verantwoordelijkheden van de gebruiker
5.5.1.
Aanbevolen bewakingsinrichtingen
Het hydraulische systeem wordt aangedreven via een norm-
motor. Normmotoren zijn niet tegen overstroming beveiligd.
Wij raden daarom aan om een alarmschakelkast te gebruiken
voor de registratie van grotere lekkages. Als een grotere
hoeveelheid vloeistof weglekt (bijv. door een defecte leiding),
kan er een alarm volgen en moet het aggregaat worden
uitgeschakeld.
6.
Inbedrijfname
LET op
Let ook voor de inbedrijfname op alle instructies
in het bedienings- en onderhoudshandboek van
de motor!
Het hoofdstuk "Inbedrijfname" bevat alle belangrijke aanwij-
zingen voor het bedieningspersoneel voor de veilige inbedrijf-
name en bediening van het hydraulische systeem.
De volgende randvoorwaarden moeten beslist worden vervuld
en gecontroleerd:
•
Max. omgevingstemperatuur (zie inbouw- en bedie-
ningsvoorschriften van de motor)
•
Aan de zuig- en aan de perszijde zijn alle schuifafsluiters
geopend
Na een langere periode van stilstand moeten deze rand-
voorwaarden eveneens gecontroleerd worden en moeten
vastgestelde gebreken verholpen worden!
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-RexaBloc RE/Rexa BLOC
Deze handleiding moet altijd bij het hydraulische systeem of
op een daarvoor bestemde plaats worden bewaard, waar deze
voor al het bedieningspersoneel altijd toegankelijk is.
Om materiële schade en persoonlijk letsel bij de inbedrijfname
van het hydraulische systeem te vermijden, moeten de vol-
gende punten absoluut in acht genomen worden:
•
Alleen gekwalificeerd en geschoold personeel mag het
hydraulische systeem in bedrijf nemen. Hierbij moeten
de veiligheidsvoorschriften in acht genomen worden.
•
Het volledige personeel dat aan of met het hydraulische
systeem werkt, moet deze handleiding ontvangen, gele-
zen en begrepen hebben.
•
Alle veiligheidsvoorzieningen en nooduitschakelingen
zijn aangesloten en gecontroleerd op onberispelijke
werking.
•
Elektrotechnische en mechanische instellingen moeten
door vakkundig personeel uitgevoerd worden.
•
Het hydraulische systeem is geschikt voor toepassing in
de opgegeven bedrijfsomstandigheden.
•
Bij werkzaamheden in putten moet altijd een tweede
persoon aanwezig zijn. Bij gevaar voor de vorming van
giftige gassen moet voor voldoende ventilatie worden
gezorgd.
6.1.
Elektrisch systeem
LEVENSGEVAAR door elektrische stroom!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting
bestaat er levensgevaar door een elektrische
schok. Elektrische aansluiting uitsluitend door
een elektrotechnicus met toelating door het
plaatselijke energiebedrijf en overeenkomstig
de plaatselijk geldende voorschriften laten
uitvoeren.
De aansluiting van de normmotor op het stroomnet en het
leggen van de spanningskabels gebeuren volgens het bedie-
nings- en onderhoudshandboek van de motor en conform de
lokaal geldende voorschriften.
Het hydraulische systeem moet volgens de voorschriften
worden bevestigd en geaard.
Alle bewakingsinrichtingen zijn aangesloten en op juiste
werking gecontroleerd.
6.2.
Draairichtingscontrole
Bij een verkeerde draairichting zorgt het hydraulische sys-
teem niet voor het opgegeven vermogen en kan het schade
oplopen. Als u vanaf de voorkant naar het hydraulische sys-
teem kijkt, moet deze tegen de klok in draaien (zie pijl voor
de draairichting op het hydraulische systeem). Aggregaten
met aangebouwde normmotor die af fabriek worden gele-
verd, hebben voor de juiste draairichting een rechtsdraaiend
draaiveld nodig. Het draaiveld kan door een lokale elektricien
met een draaiveldtestapparaat gecontroleerd worden.
Het hydraulische systeem is niet geschikt voor het gebruik
met een linksdraaiend draaiveld!
De elektrische aansluiting moet plaatsvinden volgens de
instructies in het bedienings- en onderhoudshandboek van
de motor.
Er moet een testloop worden uitgevoerd zonder vloeistof
en waarbij de schuifafsluiter aan de zuigzijde is gesloten!
Nederlands
21