9 Telefoonge-
sprekken voeren
Opmerking
•
Tijdens een stroomstoring kunt u met de telefoon geen
alarmnummers bellen.
Tip
•
Controleer de signaalsterkte voordat u gaat bellen
of terwijl u een telefoongesprek voert. (zie 'De
signaalsterkte controleren' op pagina 14)
Bellen
U kunt op de volgende manieren bellen:
•
Een telefoonnummer bellen
•
Bellen via de snelkeuzetoets
U kunt ook bellen via de lijst met
contactpersonen (zie 'Contactpersonen' op
pagina 24) en de bellijst (zie 'Bellijst' op pagina
28).
Een telefoonnummer bellen
1
Toets het telefoonnummer in.
•
Als u een cijfer wilt wissen, drukt u op
[Wis].
•
Als u een pauze wilt inlassen, houdt u
ingedrukt.
2
Druk op
/
om de vaste lijn of de
mobiele lijn (
u wilt gebruiken voor het plaatsen van een
oproep.
/
/
) te selecteren die
3
Druk op
of
bellen.
Opmerking
•
De gesprekstimer geeft de gesprekstijd weer van het
huidige gesprek.
•
Als u waarschuwingstonen hoort, is de batterij van de
telefoon bijna leeg of is de telefoon buiten bereik. Laad
de batterij op of beweeg de telefoon in de richting van
het basisstation.
•
U kunt de telefoon zo instellen dat deze automatisch
een lijn voor u kiest of altijd een oproep plaatst via een
bepaalde lijn (zie 'Uitgaande lijn' op pagina 37). Als u de
telefoon dwingt om één bepaalde lijn te gebruiken, zorg
er dan voor dat deze lijn beschikbaar is.
Tip
•
Als u op de handset [Automatisch] selecteert, wordt
de niet-actieve lijn voor oproepen automatisch
geselecteerd. [Vaste lijn] krijgt hierbij voorrang. Daarna
[Mobiel 1] en [Mobiel 2]. Als u [Handmatig] kiest, kunt
u een keuze maken tussen de drie pictogrammen.
Bellen via de snelkeuzetoets
Als u een contactpersoon al hebt opgeslagen in
de snelkeuzelijst, houdt u de toets ingedrukt om
een oproep te maken.
Tip
•
Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van
de snelkeuzetoetsen het gedeelte 'Snelkeuzetoetsen
instellen' in het hoofdstuk 'Contactpersonen'.
om het nummer te
NL
19