4.23 ACHTERUITVERSNELLINGSPEDAAL
Met dit pedaal wordt de achteruitversnelling van de wielen ingescha-
keld en regelt u de snelheid van de machine.
– Door de druk op
het pedaal te ver-
hogen, neemt de
snelheid van de
machine geleide-
lijk toe.
– Als het pedaal
wordt losgelaten
komt het automa-
tisch weer in de
vrije stand «N»
terug.
– De "Vrije" stand
«N» wordt aan-
gegeven door-
dat het contro-
lelampje brandt
(4.13.j).
LET OP!
De
achteruitver-
snelling dient enkel ingeschakeld te worden als de ma-
chine stilstaat.
OPMERKING
Als een van de aandrijfpedalen bediend wordt
met de parkeerrem (4.5) ingeschakeld, stopt de motor.
4.24 ONTGRENDELING VAN DE HYDROSTATISCHE AAN-
DRIJVING
Deze hendel heeft twee standen die op de desbetreffende sticker
staan aangegeven:
«A» = Aandrijving ingeschakeld: voor alle gebruikscon-
dities, tijdens het rijden en het maaien;
«B» = Aandrijving ontgrendeld: vermindert aanzienlijk
de kracht die nodig is om de machine, met de
motor uitgeschakeld, met de hand te verplaatsen.
5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.1 VEILIGHEIDSADVIEZEN
GEVAAR!
Gebruik de machine alléén voor het doel
waarvoor zij gemaakt is (het maaien en opvangen van gras).
Eender welk ander gebruik wordt als "oneigenlijk gebruik"
beschouwd en brengt verval van, zowel de garantie, als de
aansprakelijkheid van de fabrikant teweeg waardoor de ge-
bruiker zelf verantwoordelijk is voor schade of letsel die
hijzelf of anderen oplopen.
De volgende situaties behoren tot het onjuist gebruik (bij-
voorbeeld, maar niet uitsluitend):
– andere personen, kinderen of dieren op de machine of op
een oplegger vervoeren;
– ladingen trekken of duwen zonder het gebruik van het
daarvoor bestemde toebehoren voor het slepen;
– gebruik van de machine op onstabiele, gladde, bevroren,
stenige of oneffen terreinen, in geval van plassen of moe-
rassen die niet toestaan de consistentie van het terrein in
te schatten;
– gebruik van de machine voor het verzamelen van bladeren
of afval;
– de snij-inrichtingen aanschakelen op zones zonder gras.
GEVAAR!
Kom niet aan de veiligheidsmechanismen en
verwijder deze nooit. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER
ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR SCHADE DIE AAN ANDE-
NL
12
4.21
4.22
N
4.23
4.24
REN BEROKKEND WORDT.
Alvorens de machine te gebruiken:
– lees de algemene veiligheidsvoorschriften (
steed speciale aandacht aan het rijden en het maaien op
hellende terreinen;
– lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig door, raak ver-
trouwd met de bediening en leer hoe de snij-inrichtingen
en de motor snel tot stilstand gebracht kunnen worden.
– breng handen en voeten niet in de nabijheid van, of onder
ronddraaiende delen en blijf altijd uit de buurt van de uit-
werpopening.
Gebruik de machine niet met een slechte lichamelijke con-
ditie, of onder invloed van medicijnen of middelen die de
reflexen en de aandacht kunnen verminderen.
Het valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker om
de risico's, die het terrein waar hij op moet werken met zich
mee kan brengen, te beoordelen en om alle nodige voor-
zorgsmaatregelen te treffen met het oog op zijn eigen veilig-
heid en dat van anderen, met name op hellingen, hobbelige,
gladde of instabiele terreinen.
De machine niet in hoog gras laten staan met een draaiende
motor, teneinde geen risico op brand te veroorzaken.
LET OP!
Deze machine mag niet gebruikt worden op
hellingen met een hellingspercentage van meer dan 10°
(17%) (
5.5).
BELANGRIJK
Alle verwijzingen met betrekking tot de bedie-
ningsposities worden weergegeven in hoofdstuk 4.
5.2 FUNCTIES VAN DE VEILIGHEIDSMECHANISMEN
De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
– ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen
niet in acht zijn genomen;
– ze stoppen de motor als er ook maar een enkel veiligheidsconditie
wegvalt.
Om de motor te starten, is het in ieder geval nodig dat:
– de koppeling in de "vrije" stand staat;
– de snij-inrichtingen uitgeschakeld zijn;
– de bediener op de machine zit.
De motor stopt automatisch als:
– de bediener de stoel verlaat;
– de opvangzak wordt opgetild of de aflaatbeveiliging wordt verwij-
derd terwijl de snij-inrichtingen ingeschakeld zijn;
– men de achteruitversnelling inschakelt met de snij-inrichtingen
ingeschakeld. Deze mogelijkheid kan uitgeschakeld worden door
de toets 4.7 ingedrukt te houden.
– de voorwaartse versnelling wordt ingeschakeld met de parkeerrem
ingeschakeld.
De volgende tabel toont enkele operationele situaties, met de oorza-
ken voor de interventie gemarkeerd.
OPVANGZAK SNIJ-INRICHTING
OPERATORi
A) PANEEL INGESCHAKELD (Sleutel in positie «DRAAIEN»)
Zit op stoel
JA
Uitgeschakeld
Zit op stoel
NEEN
Uitgeschakeld
B) STARTEN (Sleutel in de "START" stand)
Zit op stoel
–/–
Uitgeschakeld
Zit op stoel
–/–
Ingeschakeld
–/–
Uitgeschakeld
Afwezig
C) TIJDENS DE WERKING (Sleutel in positie «DRAAIEN»)
Zit op stoel
JA
Uitgeschakeld
Afwezig
JA
Uitgeschakeld
D) TIJDENS HET MAAIEN (Sleutel in de "DRAAIEN" stand)
Zit op stoel
NEEN
Ingeschakeld
Zit op stoel
JA
Ingeschakeld
JA
Uitgeschakeld
Afwezig
Afwezig
JA
Ingeschakeld
* Deze mogelijkheid kan uitgeschakeld worden door de toets 4.7 ingedrukt te houden
1.1), en be-
KOPPELING
REMMEN
MOTOR
«N»
Uitgeschakeld
Stilstaand
«N»
Uitgeschakeld
Stilstaand
F / R
Uitgeschakeld
Slaat NIET aan
«N»
Uitgeschakeld
Slaat NIET aan
«N»
Slaat NIET aan
Uitgeschakeld
F / R
Uitgeschakeld
Stopt
«N»
Uitgeschakeld
Stopt
–/–
Uitgeschakeld
Stopt
R
Uitgeschakeld
Stopt*
«N»
Stopt
Uitgeschakeld
–/–
Uitgeschakeld
Stopt