5. Verkorte instructies voor gebruik
1. Batterij plaatsen
Alleen een 9 V alkali-mangaan (alkaline-batterij) type IEC 6LR61
gebruiken; zorg dat de polen (+ / –) juist zitten.
2. Bepalen besproeiings-
frequentie (Frequency)
Met de draaiknop Frequency
kunnen de volgenden be-
sproeiingscycli gekozen
worden:
3. Besproeiingsduur / -starttijd instellen (Run Time)
Met de draaiknop Run Time
Er kunnen 13 posities tussen 1 en 120 minuten gekozen worden.
5 seconden na de laatste bediening worden de ingestelde waarden
overgenomen. De tijd waarop dat gebeurt, geldt dan als toekomsti-
ge besproeiingsstarttijd.
4. Starttijd verschuiven (Start Time)
De starttijd kan binnen 5 seconden na keuze van de Run Time door
op toets Start Time
het instelpunt, vertraagd worden.
5. Handmatig Aan / uitzetten (Man)
Door de knop Run Time
geopend, door terugzetten op Off, resp. een willekeurige besproeiings-
duur sluit het ventiel weer. De oorspronkelijk ingeprogrammeerde
starttijd blijft bewaard.
6. Reset
Door van Run Time
en besproeiingsduur gewist. Het besproeiingsventiel gaat niet open.
7. Slecht-weer-gebruik (Man / Off)
Als Run Time
ing uitgevoerd, bijv. tijdens een regenperiode. Als aan het eind van deze
regenperiode weer een gewenste besproeiingsduur wordt ingesteld,
blijft de eerder bepaalde starttijd bewaard.
3
4
te drukken steeds met 1 uur, uitgaande van
3
op positie On te draaien wordt het ventiel
3
op de stand Reset te draaien worden starttijd
3
op stand Off staat wordt geen automatische besproei-
Positie
th
7
rd
3
nd
2
24 h
12 h
8 h
wordt de besproeiingsduur gekozen.
Besproeiingscyclus
e
elke 7
dag
e
elke 3
dag
e
elke 2
dag
dagelijks
2 x dagelijks
3 x dagelijks
49