Inhoudsopgave
Advertenties
Bedieningselementen en functies
Projector
1.
Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van
het geprojecteerde beeld aan. Zie
beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 37
2.
Zoomring
Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie
"Het beeldformaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 37
voor details.
3.
POWER (Aan/uit –lichtje)
Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie
pagina 76
4.
MENU
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Als het OSD-menu is
geactiveerd, verlaat en bewaart dit de
menu-instellingen. Zie
gebruiken" op pagina 31
5.
I
Aan/uit
I
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
Zie
"De projector opstarten" op pagina
30
en
"De projector uitschakelen" op
pagina 60
12
Inleiding
3
4
5
6
7
8
voor details.
"Indicatoren" op
voor details.
"De menu's
voor details.
voor details.
1
2
9
10
11
12
13
14
6.
MODE
Afhankelijk van het geselecteerde
"Het
ingangssignaal wordt er een beschikbare
beeldinstellingstand geselecteerd. Zie
"Beeldmodus" op pagina 64
details.
7.
SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer en voert
selecties uit. Zie
ingangssignalen" op pagina 36
details.
8.
AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor
het weergegeven beeld.
Zie
"Het beeld automatisch aanpassen"
op pagina 37
9.
TEMP (Waarschuwingslampje voor
TEMPeratuur)
Licht op als de temperatuur van de
projector te hoog wordt. Zie
"Indicatoren" op pagina 76
voor
"Schakelen tussen
voor
voor details.
voor details.
Advertenties
Inhoudsopgave
