EngyCal RH33
4.5
Installatie-instructies voor temperatuursensor(en)
A
17
Installatietypen voor temperatuursensoren
A - B Voor leidingen met een kleine diameter, moet de sensortip tot de leidingas of een klein stukje verder
reiken (=L).
C - D Schuine inbouwpositie.
De dompellengte van de thermometer heeft invloed op de nauwkeurigheid. Wanneer de
dompellengte te klein is, worden fouten in de meting veroorzaakt door de warmte-overdracht
via de procesaansluiting en de tankwand. Voor de installatie in een leiding komt daarom de
ideale insteeklengte overeen met de helft van de leidingdiameter.
• Installatiemogelijkheden: leidingen, tanks of andere installatiedelen
• Minimale dompeldiepte = 80 ... 100 mm (3,15 ... 3,94 in)
De dompeldiepte moet overeenkomen met minimaal 8 keer de diameter van de thermowell.
Voorbeeld: thermowell-diameter 12 mm (0,47 in) x 8 = 96 mm (3,8 in). Wij adviseren een
standaard dompeldiepte van 120 mm (4,72 in).
Voor leidingen met kleine nominale diameters moet worden gewaarborgd dat de tip van
de thermowell voldoende ver in het proces steekt zodat het de leidingas passeert
(→ 17, 19, pos. A en B). Een andere oplossing is een diagonale installatie
(→ 17, 19, pos. C en D). Bij het bepalen van de dompellengte of installatiediepte
moet rekening worden gehouden met alle thermometerparameters en het te meten
proces (bijv. doorstroomsnelheid, procesdruk).
Zie ook de installatie-aanbevelingen EN1434-2 (D), afb. 8.
Endress+Hauser
B
D
Installatie
C
A0008603
19