De
ventilator
van
de
binnenunit
koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te
ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met
de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een
binnenunit
wordt
geblazen,
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt
aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
12.2.4
Gebruik van het systeem
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
12.3
Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
12.3.1
Over het ontvochtigingsprogramma
▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling
(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid
(kan
niet
gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
12.3.2
Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
Starten
1 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
2 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Resultaat: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
12.4
Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
12.4.1
Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners
4P535626-1D – 2021.07
wordt
stilgelegd,
de
op het display van
wordt
de
binnenventilator
worden
ingesteld
met
de
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
Koelen
▪ Wanneer
de
kamertemperatuur lager is dan
de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand
bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting
sturen,
en
verandert
gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de
volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
en gewenste stand
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen
voor
dubbelstroom,
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
afzetten op het plafond of op de klep.
12.5
Luchtstroom met actieve circulatie
Gebruik luchtstroom met actieve circulatie om de kamer sneller te
verwarmen of te koelen.
12.5.1
Luchtstroom met actieve circulatie starten
1 Stel de luchtstroom met actieve circulatie in
1
Ga naar het thuisscherm.
2
Druk.
3
Selecteer "Circulation
airflow" (luchtstroom met
circulatie)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12 Bediening
Verwarmen
▪ Bij het starten.
▪ Als
de
kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde
temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
ook
de
aanduiding
op
.
multi-stroom,
hoek,
Cool
Set to
28
°C
Main Menu
1/2
Circulation Airflow
Individual Air Direction
Energy Saving Options
Schedule
Maintenance Information
Configuration
Return
Setting
Main Menu
1/2
Circulation Airflow
Individual Air Direction
Energy Saving Options
Schedule
Maintenance Information
Configuration
Return
Setting
de
15