12 Bediening
12
Bediening
12.1
Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
In combinatie met R410A-buitenunits
Buitenunits
RR71~125
–15~46°C droge
12~28°C natte bol
RQ71~125
–5~46°C droge bol –10~15°C natte bol
12~28°C natte bol
RXS35~60
–10~46°C droge
14~28°C natte bol
3MXS40~68
–10~46°C droge
4MXS68~80
14~28°C natte bol
5MXS90
RZQG71~140
–15~50°C droge
12~28°C natte bol
RZQSG71~140
–15~46°C droge
14~28°C natte bol
RZQ200~250
–5~46°C droge bol –15~15°C natte bol
14~28°C natte bol
AZQS71
–15~46°C droge
14~28°C natte bol
AZQS100~140
–5~46°C droge bol
14~28°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de
unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze
limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor
de unit mogelijk niet functioneert.
In combinatie met R32-buitenunits
Buitenunits
RXM35~60
–10~46°C droge
14~28°C droge bol
3MXM40~68
–10~46°C droge
4MXM68~80
18~37°C droge bol
5MXM90
14~28°C natte bol
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
14
Koelen
Verwarmen
—
bol
—
10~27°C droge bol
–15~18°C natte bol
bol
10~30°C droge bol
–15~18°C natte bol
bol
10~30°C droge bol
–20~15,5°C natte
bol
bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte
bol
bol
10~27°C droge bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte
bol
bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte
bol
10~27°C droge bol
(a)
≤80%
Binnenvochtigheid
Koelen
Verwarmen
–15~24°C droge bol
bol
–15~18°C natte bol
10~30°C droge bol
–15~24°C droge bol
bol
–15~18°C natte bol
10~30°C droge bol
In combinatie met R32-buitenunits
Buitenunits
RZAG35~60
–20~52°C droge
17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
RZAG71~140
–20~52°C droge
17~38°C droge bol
12~28°C natte bol
RZASG71~140
–15~46°C droge
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
AZAS71~140
–5~46°C droge bol –15~21°C droge bol
20~38°C droge bol
14~28°C natte bol
Binnenvochtigheid
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de
unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze
limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor
de unit mogelijk niet functioneert.
Buitentemperatuur
Binnentemperatuur
12.2
Gebruik van het systeem
12.2.1
Over het gebruik van het systeem
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
12.2.2
Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
12.2.3
Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van
de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie
kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de
buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet
ontdooien om het ijs van de spiraal van de buitenunit te kunnen
verwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit
aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na
het
ontdooien
krijgt
de
verwarmingscapaciteit.
Koelen
Verwarmen
–20~24°C droge bol
bol
–21~18°C natte bol
10~27°C droge bol
–20~24°C droge bol
bol
–20~18°C natte bol
10~27°C droge bol
–15~21°C droge bol
bol
–15~15,5°C natte
bol
10~27°C droge bol
–15~15,5°C natte
bol
10~27°C droge bol
(a)
≤80%
unit
weer
haar
volledige
FCAG35~140BVEB
Split-systeemairconditioners
4P535626-1D – 2021.07