▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te dragen. Als er enig risico bestaat,
verstevig dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,
verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
b
a
c
d
e
a
Anker
b
Plafondtegel
c
Lange moer of spanschroef
d
Ophangbout
e
Binnenunit
▪ Ophangbouten. Gebruik M10-ophangbouten voor de montage.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel. De bijgeleverde klemring (accessoire) kan
worden gebruikt om te voorkomen dat de pakking voor de
ophangbeugel (accessoire) tijdens de installatie valt. Verwijder de
klemring nadat de unit gemonteerd is.
b
a
a
Klemring (accessoire)
b
Pakking voor ophangbeugel (accessoire)
4×
a
b
c
b
d
e:
500
a
Moer (lokaal te voorzien)
b
Vulring (accessoires)
c
Ophangbeugel
d
Dubbele moer (niet meegeleverd)
e
Afstand tussen hangbouten
12‒2 Afstand tussen hangbouten (A)
Klasse
10~32
40~50
63
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
b
a
FXDA10~63A2VEB
VRV-systeemairconditioner
3P599562-1C – 2022.02
(mm)
A (mm)
740
940
1140
12 Installatie van de unit
a
Waterpas
b
Plastic buis
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de
unit tegen de richting van de condenswaterstroom in
scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),
kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken
en kan er water gaan lekken.
12.2.2
Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
WAARSCHUWING
Installeer
GEEN
(bijvoorbeeld open vuur, een werkend gastoestel of een
werkende elektrische verwarming) in het leidingwerk.
VOORZICHTIG
▪ De installatie van het kanaal mag het instelbereik van
de externe statische druk voor de unit NIET
overschrijden. Zie de technische datasheet van uw
model voor het instelbereik.
▪ Installeer het stoffen kanaal zodanig dat er GEEN
trillingen worden overgebracht op het kanaal of het
plafond.
Breng
(isolatiemateriaal) aan rond de leiding en gebruik
isolatierubbers voor de ophangbouten.
▪ Zorg ervoor dat er bij het lassen GEEN spatten
terechtkomen op de afvoerbak of het luchtfilter.
▪ Als het metalen kanaal door een metalen lat,
draadgaas of een metalen plaat van de houten
structuur gaat, moeten het kanaal en de muur
elektrisch worden geïsoleerd.
▪ Installeer het uitlaatrooster zodanig dat de luchtstroom
NIET rechtstreeks op mensen wordt geblazen.
▪ Gebruik GEEN aanjaagventilatoren in het kanaal.
Gebruik
de
functie
ventilatorsnelheid automatisch te veranderen (zie
"16 Configuratie" [ 4 22]).
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
1 Luchtinlaatzijde. Sluit de flens aan de inlaatkant (lokaal te
voorzien) aan op de binnenunit; gebruik hiervoor schroeven van
de accessoires (zie tabel hierna). Sluit het stoffen kanaal aan
op de binnenkant van de flens aan de inlaatkant. Sluit het
kanaal aan op het stoffen kanaal.
Aantal schroeven volgens klasse
10~32
40~50
16
2 Luchtuitlaatzijde. Sluit het stoffen kanaal aan op de
binnenkant van de flens aan de uitlaatkant. Sluit het kanaal aan
op het stoffen kanaal.
a
b
d
e
f
a
Schroeven voor kanaalflenzen
Voor luchtinlaatzijde: accessoire
Voor luchtuitlaatzijde: op de unit
b
Flens
Voor luchtinlaatzijde: lokaal te voorzien
Voor luchtuitlaatzijde: op de unit
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
werkende
ontstekingsbronnen
een
geluidsisolerend
materiaal
om
de
instelling
van
63
22
26
c
b
a
f
e
d
de
17