Inbedrijfstelling
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
7.1
Controles voor de inbedrijfstelling
Controleer na de montage en voor de inbedrijfstelling van de installatie het volgende:
Opmerking
Controles voor de inbedrijfstelling
De volgende opsomming van controles voor de inbedrijfstelling kan niet volledig zijn. Het is
mogelijk dat er verdere controles volgens de bijzondere, voor de installatie specifieke
verhoudingen noodzakelijk zijn.
7.2
Bevestiging en uitrichting controleren
● De machine is niet beschadigd.
● De machine is behoorlijk gemonteerd en uitgericht, de aandrijfelementen zijn juist
● Alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en elektrische aansluitingen zijn met de
● De bedrijfsvoorwaarden stemmen overeen met de voorziene gegevens volgens de
● Beweeglijke delen, zoals de koppeling, rem, etc. moeten vlot lopen.
● Wanneer er bij machines met twee aseinden op één aseinde geen aandrijfelement wordt
● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een
● De rotor kan zonder aanlopen worden doorgedraaid.
● De lagerisolatie is niet overbrugd.
LOHER CHEMSTAR 1PS2
Bedieningshandleiding 05/2015
uitgebalanceerd en ingesteld.
voorgeschreven aanhaalmomenten aangetrokken.
technische documentatie, bv. met betrekking tot de beschermklasse, de
omgevingstemperatuur,....
geplaatst, dient de inlegspie zo te worden beveiligd dat deze er niet uit kan worden
gekatapulteerd en dient deze bij de rotorbalancering "H" (normale uitvoering) op de helft
van de lengte te worden ingekort.
spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast.
7
61