Inhoudsopgave
Advertenties
Isolatie, overstroomventiel
Hydraulische aansluitingen isoleren
1. Isoleer het verwarmingscircuit en de warmtebron in ove-
reenstemming met de lokale voorschriften.
2. Open de afsluiters.
3. Voer een drukproef uit en controleer de dichtheid.
4. Isoleer de interne leidingen aan de modulebox met het isolatie-
materiaal uit het bijgeleverde extra pakket.
Overstroomventiel
instellen
AANWIJZING:
- De handelingen in dit hoofdstuk zijn alleen bij een seriële
buffervataansluiting noodzakelijk.
- Voer de werkstappen snel uit, want anders kan de maximale
retourtemperatuur worden overschreden en gaat de warmte-
pomp in hogedrukstoring.
- Indien de instelknop aan het overstroomventiel naar rechts
wordt gedraaid, vergroot het temperatuurverschil (de sprei-
ding), bij een draai naar links verkleint dit.
D e installatie werkt in de verwarmingsmodus (het beste in
koude toestand).
1. Bij een lage stooklijn: zet de installatie op "geforceerde verwar-
ming" (zie gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en warmte-
pompregelaar).
2. Sluit de ventielen naar het verwarmingscircuit.
3. Let erop dat de volledige volumestroom via hetOverstroomven-
tiel wordt geleid.
4. Lees aan de verwarmings- en warmtepompregelaar de aanvo-
er- en retourtemperatuur af (zie gebruiksaanwijzing van de
verwarmings- en warmtepompregelaar).
5. Draai de instelknop (2) van het overstroomventiel (1), tot de
spreiding tussen aanvoer- en retourtemperatuur als volgt is in-
gesteld:
> Bij warmtebrontemperatuur 0 °C: 8 K
> Bij warmtebrontemperatuur 10 °C: 10 K
6. Open de ventielen naar het verwarmingscircuit.
7. Zet de verwarmings- en warmtepompregelaar weer terug.
5. Isoleer de externe, plaatselijke buisleidingen.
6. Isoleer alle aansluitingen, armaturen en leidingen.
7. Isoleer de warmtebron diffusiedicht.
8. Isoleer bij apparaten met koeling en een vermogen vanaf 14 kW
ook de ontluchtingsklep aan de koelwisselaar diffusiedicht.
1
2
21
Advertenties
Inhoudsopgave
