10-3 INSTELLING RICHTING VAN LUCHTAFVOER
• Stel bij het wijzigen van de luchtafvoerinstelling (2-wegs- of 3-wegsafvoer) TWEEDE CODENR. in volgens
Tabel 5.
Tabel 5
Instelling
4-weg luchtafvoer
3-weg luchtafvoer
2-weg luchtafvoer
10-4 DE VENTILATORSNELHEID INSTELLEN WANNEER DE THERMOSTAAT UIT IS
• Stel de ventilatorsnelheid na overleg met de klant in op de gebruiksomgeving.
• Wanneer de ventilatorsnelheid wordt gewijzigd, moet de instelling van de ventilatorsnelheid worden
uitgelegd aan uw klant.
Tabel 6
De ventilator stopt tijdens
thermostaat UIT (koelen ·
verwarmen)
Ventilatorsnelheid tijdens
koelen thermostaat UIT
Ventilatorsnelheid tijdens
verwarmen thermostaat UIT
10-5 INSTELLING VAN HET BINNENUNIT-NUMMER VOOR EEN SIMULTAAN WERKEND
SYSTEEM
• In een simultaan werkend systeem stelt u de TWEEDE CODENR. volgens tabel 7 in.
(De fabrieksinstelling voor de TWEEDE CODE is "01" voor een paarsysteem.)
• Raadpleeg het hoofdstuk "10-6 INDIVIDUELE INSTELLING IN EEN SIMULTAAN WERKEND SYSTEEM"
voor details over het afzonderlijk instellen van de master- en slave-units.
Tabel 7
Instelling
Paarsysteem (1 unit)
Simultaan werkend
systeem (2 units)
Simultaan werkend
systeem (3 units)
Nederlands
Functienr.
13 (23)
Instelling
Normaal
Stop
LL (extra laag)
Instelling
LL (extra laag)
Instelling
Functienr.
11 (21)
EERSTE CODENR.
1
EERSTE
Functienr.
CODENR.
11 (21)
12 (22)
12 (22)
EERSTE CODENR.
0
TWEEDE CODENR.
01
02
03
TWEEDE
CODENR.
01
2
02
01
6
02
01
3
02
TWEEDE CODENR.
01
02
03
31