NL
4.2
Laden van de lasdraad (A6TF F2)
1. Monteer de draadtrommel volgens de instructies op pagina 11.
2. Controleer of de aanvoerrol (1) en de contactwangen resp. de contactmondstuk-
ken (3) de juiste afmetingen hebben voor de gekozen draadafmeting.
3. Bij het lassen met fijne draad:
S
Voer de draad door de fijne draadtoevoereenheid (6).
Zorg ervoor dat de richteenheid correct is afgesteld zodat de draad recht uit
de klembek of de contacttip (3) komt.
4. Trek het uiteinde van de draad te voorschijn door de Draadtoevoereenheid (2).
S
Bij draden met een diameter groter dan 2 mm: maak 0,5 m van de draad
recht en voer deze handmatig door de draadtoevoereenheid.
5. Plaats het draadeinde in het spoor van de aanvoerrol (1).
6. Stel de draaddruk tegen de aanvoerrol in met knop (4).
S
N.B. Niet harder aanspannen dan nodig is voor een zekere aanvoer.
7. Voer de draad tot 30 mm onder de klembek door te drukken op
regelkast PEK.
8. Richt de draad door bij te stellen met knop (5).
S
Gebruik altijd stuurbuis (7) voor een zekere aanvoer van dunne draad
(1,6-2,5 mm).
Accessoires
S
Richteenheid (6) voor fijne draad, te bevestigen boven
op de klem van de draadtoevoereenheid (2).
N.B. Bij het monteren van het richtwerk voor fijne draad
de plaat (9) demonteren (indien aanwezig).
N.B. De beschermplaat (8) niet verwijderen.
hfa9o1ha
- 14 -
op de