Attentie!
b
Gevaar voor materiële schade door
verrijking van het verwarmingswater met onge-
schikte antivries- en corrosiewerende middelen!
Antivries- en corrosiewerende middelen kunnen
veranderingen aan afdichtingen, geluiden in de
CV-functie en evt. verdere beschadigingen ver-
oorzaken.
Gebruik geen ongeschikte antivries- en corro-
siewerende middelen.
6.1.2
CV-circuit vullen en ontluchten
plus
2
bar
Afb. 6.1 Waterdruk van de CV-installatie controleren
h
Aanwijzing!
De ecoTEC is uitgerust met een manometer (1)
en met een digitale drukmeter.
Met de manometer kan ook op eenvoudige wijze
bij uitgeschakeld CV-toestel worden gecontro-
leerd of de waterdruk van de
CV-installatie voldoende is.
Als het CV-toestel in gebruik is, kunt u de pre-
cieze vuldruk op het display laten weergeven
door op de "-"-toets (2) te drukken.
Voor een correcte werking van de CV-installatie moet
de manometer (1) bij koude installatie in het donkergrij-
ze bereik staan. Dit komt overeen met een vuldruk tus-
sen 1,0 en 2,0 bar.
Als de CV-installatie zich over meerdere etages uit-
strekt, kan een hogere waterdruk van de installatie bij
de manometer nodig zijn.
• Spoel de CV-installatie vóór het eigenlijke vullen goed
door.
Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC - 0020010964_05
pro
Afb. 6.2 Automatische ontluchter
• Maak de kap van de automatische ontluchter (1) op de
pomp met één tot twee slagen los (het toestel ont-
lucht zich tijdens continuwerking automatisch via de
automatische ontluchter).
• Open alle thermostaatkranen van de installatie.
• Verbind de vul- en aftapkraan van de installatie met
behulp van een slang met een koudwaterkraan.
bar
h
1
h
• Draai de vul-/aftapkraan en de waterkraan langzaam
open en vul zolang water bij tot bij de manometer
resp. op het display de vereiste installatiedruk is be-
reikt.
• Sluit de waterkraan.
Inbedrijfstelling 6
Aanwijzing!
Gebruik voor het vullen van de CV-installatie
het testprogramma P.6: de driewegklep gaat
naar de middenstand, de CV-pomp draait niet
en het toestel gaat niet naar de CV-functie, zie
hoofdstuk 9.2.
Aanwijzing!
Om het gebruik van de installatie met een te
kleine hoeveelheid water te vermijden en om te
voorkomen dat daardoor schade ontstaat, be-
schikt het toestel over een waterdruksensor.
Deze signaleert bij een daling onder de 0,6 bar
de te lage druk door op het display de druk
knipperend weer te geven.
Bij daling van de druk onder de 0,3 bar schakelt
het toestel uit. Op het display verschijnt de
storingsmelding F.22.
Om het toestel weer in gebruik te nemen, moet
de installatie eerst met water worden gevuld.
1
BE
FL
23