1
Open
Instellingen.
2
Raak Meer
>
Tethering en draagbare hotspot aan.
3
Raak Draagbare Wi-Fi-hotspot aan en zet de schakelaar voor de Wi-Fi-hotspot aan.
Nadat u uw persoonlijke Wi-Fi hotspot hebt ingeschakeld, geeft uw telefoon het pictogram
op de statusbalk weer.
4
Raak Wi-Fi-hotspot configureren aan om de hotspotnaam, de beveiligingsinstellingen en het
wachtwoord te wijzigen en raak vervolgens Opslaan aan.
•
De hotspot-naam wijzigen: de SSID van netwerk is de naam van de hotspot. Standaard
is dit de naam van uw telefoonmodel. U kunt de naam handmatig wijzigen in een die
gemakkelijker te onthouden is.
•
De beveiligingsinstellingen van de hotspot wijzigen: raak Coderingstype aan om de
beveiligingsinstellingen van de hotspot te configureren. Uw telefoon gebruikt standaard
WPA2 PSK-codering. Andere apparaten hebben een wachtwoord nodig om verbinding met
de hotspot te maken. Als u Geen kiest, hebben andere apparaten hebben geen wachtwoord
nodig om verbinding met de hotspot te maken.
•
Een wachtwoord configureren dat gemakkelijk te onthouden is: het hotspot-
wachtwoord wordt op willekeurige wijze door uw telefoon gegenereerd. Kies uit
veiligheidsredenen een wachtwoord dat niet gemakkelijk te raden is en wijzig het regelmatig.
•
Met maximum aantal verbindingen configureren: raak Maximum toegestane
verbindingen aan en wijzig het maximum aantal verbindingen. Standaard laat uw telefoon
acht apparaten tegelijkertijd verbinding met de hotspot maken.
Om met andere apparaten verbinding met de hotspot te maken, moet u de naam en het
wachtwoord van de hotspot onthouden.
De hoeveelheid gegevens beperken die door andere apparaten mogen worden
gebruikt: raak Gegevenslimiet op het scherm Draagbare Wi-Fi-hotspot aan en volg de
instructies op het scherm voor het instellen van een datalimiet. Wanneer verbonden
apparaten deze limiet overschrijden, schakelt uw telefoon de Wi-Fi-hotspot automatisch uit.
Toegang krijgen tot internet
97