AirTop 2000 (S), 3500, 5000
3. Brandstofverzorging
3.1
Doseerpomp
De doseerpomp is een gecombineerde brandstofopvoer- en doseringspomp. De montage dient speciaal
bij de benzine uitvoering op een koele plaats te geschieden (dus niet bij de motor) en zal veelal in de
nabijheid van de tank geschieden. De toelaatbare omgevingstemperaturen tijdens het in bedrijf zijn,
dienen tot +20°C bij benzine, en tot +40°C bij diesel te liggen.
Om geluidsoverdracht te voorkomen, dient de doseerpomp middels
de bijgeleverde trillingsdemper en rubberband flexibel te worden
gemonteerd. De afmetingen, maximale inbouwhoeken en maximale
lengte en hoogteverschillen doseerpomp t.o.v. het verwarmings-
apparaat worden in de afbeeldingen 13 t/m 16 aangegeven. De
doseerpomp en brandstofleidingen mogen niet in het stralingsbereik
van hete voer- of vaartuigdelen gemonteerd worden.
H (m)
Max.
overdruk (bar)
0,00
0,20
1,00
0,11
2,00
0,03
S (m)
Max.
onderdruk (bar)
0,00
- 0,10
0,50
- 0,06
1,00
- 0,02
Opmerking:
De kabel van de automaatkast naar de doseerpomp dient op de juiste lengte ingekort te worden i.v.m.
spanningsverlies. De waterdichte stekerverbinding moet zorgvuldig aangebracht worden.
3.2
Brandstofaansluiting
De brandstof voor het verwarmingsapparaat wordt uit de brandstoftank
van het voer- of vaartuig of uit een aparte brandstoftank onttrokken.
Een speciale tankaansluiting is leverbaar, die boven in de bestaande
brandstoftank kan worden geïnstalleerd, zonder deze af te tappen.
De zuigbuis van de tankaansluiting moet zo nodig worden ingekort, zodat
deze tot 1 á 2 cm boven de bodem van de tank reikt (zie afb. 13). De buis
moet schuin worden afgezaagd. Eveneens is het mogelijk het speciaal
bijgeleverde T-stuk in de brandstofretourleiding te monteren i.p.v. een
aparte tankaansluiting te maken.
In dit geval is de inbouwhoek belangrijk, welke in afb. 14 wordt aangegeven. Men dient zich er wel van te
overtuigen, dat de retourleiding voldoende diep in de tank steekt. De in de tabel (blz. 8) aangegeven
drukken mogen niet overschreden worden.
Afb. 16: aansluiting verwarmings-
apparaat met koppelslangen
8
Afb. 14: Brandstof aansluitstuk (T-stuk)
3.3
Brandstofleidingen
Als brandstofslang moet men de meegeleverde slang
gebruiken. Past men deze niet toe, dan moet men slang of
leiding toepassen die minstens aan de eisen van DIN73378
voldoen. De slang mag de binnendiameter van 4 mm niet overschrijden, daar
men anders de kans loopt dat luchtbellen zich in de bochten e.d. gaan ophopen,
wat een onregelmatige verbranding tot gevolg kan hebben. De doseerpomp en
het verwarmingsapparaat worden middels de bijgeleverde koppelslangen met de
brandstofleiding verbonden en met passende slangklemmen vastgezet (zie
afb.16).
I
2
iO2mm
iO2mm
I
2
≤
l + l
10m
1
2
≤
l
1,2 m
1
≤
l
8,8 m
2
Afb. 13: Brandstoftoevoer
Afb. 15: Webasto tankaansluiting
met rubberpakking
max.3m
iO2mm
H
I
1
S
I
1