AirTop 2000 (S), 3500, 5000
4. Verbrandingslucht toevoer/uitlaatgasafvoer
Toevoer
Verbrandingslucht mag nooit uit ruimten onttrokken worden waarin zich personen bevinden. De
verbrandingsluchttoevoer moet met de bijgeleverde slang dusdanig verlengd worden dat er schone droge
lucht aangezogen wordt, het uiteinde van de slang mag niet door rijwind beïnvloed worden.
Afb. 21: Voorkom condensatievorming
Afb. 23: Niet in ruimtes die blootgesteld
worden aan water, modder of sneeuw
Verlenging
Maximale som verlenging verbrandingsluchttoevoer en uitlaatgasafvoer:
zonder uitlaatdemper 5,0 meter
met uitlaatdemper 2,0 meter
diameter 22 mm AT 2000 (S), diameter 24 mm AT 3500-5000, kleinste buigradius 50 mm
som van bochten verbrandingsluchttoevoerleiding 270°
som van bochten uitlaatgasafvoerleiding 270°
Afvoer
De RVS uitlaatslang moet aflopend gemonteerd worden, indien niet mogelijk dan dient er op laagste punt
een gaatje van 4 mm aangebracht te worden, voor de afvoer van eventuele condens. Bij voertuigen moet
het uiteinde van de uitlaatslang verticaal (90° +/- 10°) naar beneden gericht zijn.
De verbindingen worden met klemmen vastgezet. De uitlaatgassen mogen natuurlijk niet in het voer- of
vaartuig binnen kunnen dringen of worden aangezogen door de ventilator van de originele
cabineverwarmer of Webasto verwarmer. Bij een voertuig mag het uiteinde van de uitlaatpijp niet buiten de
carrosserie steken.
Bij een zeiljacht zal de huiddoorvoer veelal in de spiegel gemonteerd worden, bij een motorjacht hoog
boven de waterlijn, onder het gangboord. De huiddoorvoer, de uitlaat en eventueel de
verbrandingsluchtslang dienen dusdanig gemonteerd te worden, dat er onder geen enkele omstandigheid
water in het verwarmingsapparaat kan dringen. Dit door eventueel een zwanenhals in de slangen te
vormen. Nooit de huiddoorvoer boven een teakhouten zwemplateau monteren, roetdelen kunnen vlekken
veroorzaken.
Bij toepassing in schepen dient de gasdichte uitlaatdemper toegepast te worden. Let op: Niet dichtbij de
verdikking buigen (isolatie kan scheuren), en bij de AT 2000 (s) scheepsset het verloopbusje 22-24 over
de uitlaatpijp van het apparaat schuiven. Bij verlenging van meer dan 2 meter dient de uitlaatgasafvoer-
slang geïsoleerd te worden om condensvorming te voorkomen. Als alternatief kan een condensafvoer
gemonteerd worden (na installatie de drainage vullen met water).
Pas op:
Het uitlaatsysteem dient vrij te liggen van brandbare delen en waar nodig geïsoleerd te worden.
De huidtoevoer en de verwarmingslucht toevoermond moeten ver uit elkaar geplaatst worden.
10
Afb. 22: Leidingen niet in rijrichting
Indien de slang niet aflopend gemonteerd wordt, dan dient er een gaatje
van 4 mm op laagste punt aangebracht te worden. Om beschadiging van
de doseerpompkabel te voorkomen mag alleen de papier/kunststofslang
gebruikt worden. De bijgeleverde verwarmingslucht toevoerslang dient ten
alle tijden gemonteerd te worden.