Besturing
3 Besturing
De ventilatie kan rechtstreeks worden bediend op het
bedieningspaneel
van
bedieningsapparaten.
WAARSCHUWING!
De ventilatie-eenheid mag niet worden gebruikt als deze
zichtbaar is beschadigd.
Koppel de eenheid los van het
installateur hiervan op de hoogte.
3.1 Display en bedieningspaneel
Er is een bedieningspaneel met een verlicht segmentdisplay.
Afb. 3.1 Display en bedieningspaneel
1 voorpaneel binnenmuur
2 display en bedieningspaneel
3.2 Bedrijfsmodi
Display Bedrijfsmodus
0
UIT*
A
AUTOMATISCH**
TOEREN-TAL 1 Beperkte ventilatie 15 m³/u
1
TOEREN-TAL 2 Nominale ventilatie 30 m³/u (normale
2
TOEREN-TAL 3
3
4
TOEREN-TAL 4 Intensieve ventilatie 55 m³/u
AANVOER-
← ∣
LUCHT**
AFVOER-LUCHT** Afvoerluchtmodus 30 m³/u, geen
→ ∣
6 E
de
eenheid
zonder
aanvullende
elektriciteitsnet en stel de
1
2
3
4
2
3 segmentdisplay
4 bedieningsknop
Applicatie
Apparaat moet altijd in bedrijf zijn
voor de bescherming van de
structuur!
Minimale activiteit voor bescherming
tegen vocht (zonder
luchtkwaliteitsensor
10 m³/u. Met optionele
luchtkwaliteitsensor*** traploze
luchtvolumeregeling)
(bijv. 's nachts)
werking als er mensen aanwezig zijn)
Nominale ventilatie 45 m³/u (normale
werking als er mensen aanwezig zijn)
Aanvoerluchtmodus 30 m³/u, geen
warmteterugwinning (bijv. gebruik
van koele nachtlucht)
warmteterugwinning (bijv. afzuiging
in badkamer)
Tabel 3.1 Bedieningsmodi
* De stand UIT kan worden uitgeschakeld voor continue ventilatie.
Op het display ziet u informatie over de huidige bedrijfsstatus
van de ventilatie-eenheid. De bedrijfsmodus wordt ingesteld
met de regelknop. Telkens wanneer u deze knop indrukt,
verandert de bedrijfsmodus in de weergegeven volgorde.
3.2.1 Modus Automatisch
In de modus Automatisch werkt de ventilatie-eenheid met een
capaciteit van 10 m
3
/u. Als een luchtkwaliteitsensor wordt
toegevoegd, wordt de luchtstroom traploos geregeld tussen 10 en
45 m³/u, afhankelijk van de kwaliteit van de afvoerlucht (de meting
van CO2, vochtigheid en het gasmengsel). Het toerental van de
ventilator wordt alleen verhoogd voor zo ver en voor zo lang dat
nodig is indien er een grotere behoefte aan ventilatie bestaat. Als de
behoefte aan ventilatie gering is, draaien de ventilatoren met een
laag toerental, mogelijk zelfs minder dan stand 1, en zo wordt minder
energie verbruikt. Als een luchtkwaliteitsensor wordt toegevoegd,
wordt de luchtstroom de luchtstroom traploos geregeld.
3.2.2 Modus aanvoerlucht
De modus Aanvoerlucht wordt gebruikt voor de levering van
koele buitenlucht (bijv. tijdens koele zomeravonden).
Warmteterugwinning wordt uitgeschakeld.
3.2.3 Modus afvoerlucht
De modus Afvoerlucht kan worden gebruikt om woonruimtes en
badkamers te ventileren.
LET OP!
Er gelden speciale eisen wanneer de ventilatie-eenheid gelijktijdig
gebruikt wordt met haarden/ verwarmingssystemen (bijv.
schoorstenen, tegelkachels, gaskachels). Zorg dat er geen
onderdruk wordt gecreëerd door de ventilatie-eenheid als de
haard of het verwarmingssysteem in de geventileerde woning in
gebruik is.
3.3 Apparaat opnieuw inschakelen na stroomstoring
Na een stroomstoring start de ventilatie-eenheid vanzelf in stand
1 (beperkte ventilatie).
3.4 Display uitschakelen
Als het verlicht paneel van de ventilatie-eenheid als hinderlijk
wordt ervaren (bijv. in de slaapkamer), kan dit worden
uitgeschakeld en veranderd worden in een "on-demand display"
(ingeschakeld wanneer daarom wordt gevraagd). Het display licht
kort op (10 sec.) als de modus wordt gewijzigd en daarna gaat het
weer uit.
Zo schakelt u het display UIT
- On-demand display -
Zo schakelt u het display IN:
- Constant display -
LET OP!
Filter- en foutberichten worden weergegeven ook als het scherm is
uitgeschakeld.
Houd de bedieningsknop 10
seconden lang ingedrukt
(op het display wordt S
weergegeven)
Houd
de bedieningsknop 10
seconden lang ingedrukt
(op het display wordt S
weergegeven)