4 Installatie
4.1 Vereisten voor de installatielocatie
De ventilatie-eenheid wordt geïnstalleerd in een buitenmuur.
Installeer de eenheid niet achter façades.
De
ventilatie-eenheid
beschermingsgebied 2 voor apparaten die tegen spatwater zijn
beschermd. Gebruik de ventilatie-eenheid niet in een explosieve
atmosfeer!
4.1.1 Selectie van de installatielocatie
Geschikte locaties voor de installaties zijn buitenmuren in alle
woonkamers en slaapkamers,
bijkeukens en opslagruimten/koelruimten. De temperatuur van de
lucht in de ruimte mag niet onder de +10 °C dalen. De aangezogen
buitenlucht moet koel, droog en geurvrij zijn indien mogelijk.
4.1.2 Plaatsing in de ruimte
Plaats de ventilatie-eenheid zo hoog mogelijk in de ruimte. De
gebruikte warme lucht wordt verzameld in het bovenste gebied en
kan op die manier effectief worden weggezogen.
Zorg dat er niemand in het directe stroomgebied van de lucht
staat. Plaats de eenheid in woonvertrekken niet recht boven een
zitruimte.
LET OP!
Het voorpaneel voor de binnenmuur mag niet worden
geblokkeerd of afgedicht aan de zijkanten (bijv. door gordijnen of
meubilair).
4.1.3 Installatie-afstand
De eenheid werkt perfect als een speelruimte van 10 cm aan iedere
zijde inclusief tot het plafond in de ruimte wordt aangehouden
s
10 cm
Afb. 4.1 Minimumafstand aan de zijden en tot het plafond in de
ruimte
LET OP!
Houd aan de voorzijde van het apparaat 0,5 m vrije ruimte aan
voor onderhoud
en zorg dat er vrij toegang is voor
onderhoudswerkzaamheden.
kan
worden
gebruikt
alsmede keukens, badkamers,
10 cm
10 cm
4.2 Installatie-informatie
4.2.1 Condensaatafvoer
Het condensaat wordt afgevoerd via het voorpaneel van de
buitenmuur. Het is niet nodig om een condensaatleiding te
installeren.
in
het
Afb. 4.2 Voorpaneel buitenmuur met condensaatafvoer
1 condensaatafvoer
LET OP!
Voor een betrouwbare condensaatafvoer moet de ventilatie-
eenheid horizontaal in de buitenmuur worden geïnstalleerd.
Controleer voordat u het apparaat aanbrengt de horizontale positie
van de muurdoorvoer!
4.2.2 Muuropening en muurdoorvoer
De ventilatie-eenheid moet horizontaal worden geïnstalleerd in de
buitenmuur. Aangezien de muurdoorvoer horizontaal moet
worden uitgelijnd tijdens de installatie, moeten de afmetingen van
de muuropening iets groter zijn dan die van de muurdoorvoer aan
de buitenkant.
Wij bevelen een doorsnede van 325 mm aan voor de muuropening
bij ronde muurdoorvoeren.
De muurdoorvoer en het voorpaneel van de buitenmuur mogen
niet uitsteken bij de buitenmuur. Eventuele aanpassingen dienen
aan de binnenkant worden verricht.
4.2.3 Lengte van de eenheid aanpassen
Bij het aanpassen van de muurdoorvoer aan de dikte van de
buitenmuur moet u rekening houden met het pleisterwerk van de
binnen- en buitenmuur. De lengte van de geïnstalleerde ventilatie-
eenheid is variabel en de lengte van de geïnstalleerde
muurdoorvoer kan worden aangepast.
1
Afb. 4.3 Aanpassing van de lengte van de
ventilatie-eenheid
1 voorpaneel binnenmuur
2 verloopringen
(aanpassing van lengte!)
3 ventilatie-eenheid
I
1
2 druiprand
Max
Min
2
3
4
5
4 warmtewisselaar (verplaatsbaar)
5 luchtscheidingsstrook
(aanpassing van lengte!)
6 voorpaneel buitenmuur
NSTALLATIE
2
6
E 17